Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2293/GB, 1 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/2293/GB

 

Betreft:            [klager]            datum: 1 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.C. Pedrotti, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 26 november 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing van de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel naar de gevangenis van de p.i. Nieuwegein afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 9 april 2016 gedetineerd en verblijft sinds 22 augustus 2017 in de p.i. Ter Apel.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

De selectiefunctionaris heeft aan klagers persoonlijke belangen onvoldoende gewicht toegekend. Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het plaatsingsbeleid rechtvaardigen, is in dit geval sprake. Klager, die geplaatst is in een zogeheten VRIS-inrichting, wordt anders behandeld dan gedetineerden in een reguliere inrichting. Zijn sociale netwerk gaat verloren door plaatsing in de p.i. Ter Apel. De belangen van klager worden anders gewogen dan die van niet-vreemdelingen. Doordat een dergelijke uitzonderingspositie wordt gecreëerd, wordt klager effectief gediscrimineerd uit hoofde van zijn afkomst. Andere medegedetineerden zonder rechtmatig verblijf zijn wel overgeplaatst naar andere inrichtingen. Het plaatsingsbeleid staat kortom niet in de weg aan een overplaatsing. Ten slotte wordt verwezen naar een uitspraak van de beroepscommissie RSJ 26 juni 2018, 17/3474/GB.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek - samengevat - als volgt toegelicht.

Klager wenst te worden overgeplaatst, omdat zijn moeder niet in staat is hem te bezoeken. In het kader van een verzoek tot verlof heeft de medisch adviseur onderzoek gedaan naar de medische gesteldheid van klagers moeder. Uit het advies van de medisch adviseur van 15 mei 2018 volgt dat zij volgens de ontvangen informatie van de huisarts niet bekend is met ernstige gezondheidsproblematiek. Uit de informatie wordt niet duidelijk waarom zij niet in staat is haar zoon te bezoeken. Voorts blijkt uit de bezoekinformatie dat klagers partner en zoon regelmatig op bezoek komen en maakt klager gebruik van bezoek zonder toezicht. Van bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot afwijken van het geldende beleid, is daarom niet gebleken. De beslissing is voldoende zorgvuldig tot stand gekomen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      De p.i. Ter Apel is, onder meer, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2.      Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland, in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. De beroepscommissie is van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat sprake is van een onrechtmatig onderscheid dat in strijd is met artikel 14 van het EVRM (verbod van discriminatie).

4.3.      Klager heeft na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland. De p.i. Ter Apel is derhalve in beginsel voor hem de aangewezen inrichting. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan op het plaatsingsbeleid van artikel 20b, tweede lid onder b, van de Regeling een uitzondering worden gemaakt.

4.4.      Klager heeft kortgezegd verzocht om overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein wegens bezoekproblemen voor zijn vrouw en de rest van de familie. Zijn moeder is bovendien afhankelijk van hulp van anderen, indien zij zich wenst te verplaatsen, gelet op haar leeftijd.

4.5.      Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris en de overgelegde bezoekerslijsten volgt dat klager niet verstoken is van bezoek van zijn familie en regelmatig gebruik maakt van bezoek zonder toezicht met zijn vrouw. Daarbij blijkt uit het dossier dat de medisch adviseur op basis van informatie van de huisarts heeft vastgesteld dat klagers moeder niet bekend is met ernstige gezondheidsproblematiek. Uit de informatie wordt niet duidelijk dat zij niet in staat is om haar zoon te bezoeken in de inrichting. Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het bepaalde in artikel 20b van de Regeling rechtvaardigen, is - gelet op voornoemde feiten en omstandigheden - dan ook geen sprake. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van  mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 april 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven