Nummer: R-18/2490/GA
Betreft: [klager] datum: 13 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.C. Pedrotti, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 2 januari 2019 genomen beslissing van de directeur van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 maart 2019, gehouden in de p.i. Achterhoek, zijn gehoord klager, zijn raadsvrouw mr. M.C. Pedrotti, en namens de directeur van het CTP Veldzicht de heer […], stafjurist. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beschikking
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 2 januari 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht. Hetgeen de behandelend psychiater stelt, is onvoldoende om over te gaan tot dwangmedicatie. De beslissing is onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Ook het rapport van de onafhankelijk psychiater is hiertoe onvoldoende. Zijn bevindingen uit eigen waarneming zijn beperkt. Op grond waarvan hij concludeert dat sprake is van een psychose, blijft voorts onbekend. Daarbij zijn geen minder bezwarende middelen aangewend en is het gestelde gevaar onvoldoende aannemelijk gemaakt. De beslissing is niet proportioneel, doelmatig en subsidiair. Klager heeft daaraan - kort en zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Dwangmedicatie is nergens voor nodig. Klager heeft inderdaad een aantal spullen kapot gemaakt in zijn cel, maar dit was naar aanleiding van de omstandigheid dat hem werd medegedeeld dat hij zou worden overgeplaatst naar een inrichting waar eerder geweld is gebruikt jegens hem. Alles wordt groter gemaakt dan wat zich daadwerkelijk heeft voorgevallen, enkel om de beslissing te kunnen rechtvaardigen. Namens de directeur is de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht. Klager is in augustus 2018 door de p.i. Vught aangemeld voor plaatsing in het CTP Veldzicht wegens een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, waarbij hij verbaal agressief en dreigend is naar het personeel. Klagers psychose is zo verweven met zijn normaal functioneren, dat het pas manifest wordt als de druk toeneemt. Er is een causaal verband tussen de psychose en het gevaar. De tot nu toe ingezette middelen, zoals kamerafzondering en een overplaatsing naar een andere afdeling met een laag prikkelend milieu, zijn onvoldoende effectief en het gevaar is dan ook onvoldoende geweken. Klager accepteert geen medicatie, althans in de acceptatie is hij niet consistent. Er hebben zich verschillende agressie-incidenten voorgedaan, die ertoe hebben geleid dat de procedure voor het toedienen van dwangmedicatie is opgestart.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts blijkt uit het overgelegde (uittreksel van het) behandelplan van klager dat is voorzien in de mogelijkheid om een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen. Volgens de behandelend psychiater is bij klager sprake van een vermoeden van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, dat zich uit in toenemende achterdocht en wanen. Zolang er geen stressoren zijn, kan klager vriendelijk en coöperatief zijn, maar zodra hij stress ervaart kan hij zeer agressief worden. Wegens het ontbreken van ziekte-inzicht en ziektebesef weigert hij medicatie. Volgens de onafhankelijk psychiater is de psychose zo verweven met het normaal functioneren van klager, dat het pas manifest wordt als de druk toeneemt. Psychotische kwetsbaarheid is duidelijk aanwezig en er is een causaal verband tussen de psychose en het gevaar. De tot nu toe ingezette middelen, kamerafzondering en een overplaatsing naar een andere afdeling, zijn onvoldoende effectief en het gevaar voortkomend uit de psychotische stoornis is daarmee dan ook onvoldoende geweken. Klager accepteert geen medicatie, althans is in de acceptatie niet consistent. Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Voorts acht zij het voldoende aannemelijk geworden dat de stoornis van klagers geestesvermogens hem een gevaar als bedoeld in artikel 46a, tweede lid, onder a, van de Pbw doet veroorzaken dat zonder een geneeskundige behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. In het uittreksel van het behandelplan staat vermeld dat sprake is van een vermoeden van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, dat zich uit in toenemende achterdocht en wanen. Zodra klager stress ervaart, kan hij (zeer) agressief worden. Recentelijk heeft hij zijn kamer verbouwd en spullen kapotgemaakt en personeelsleden bedreigd en beledigd, nadat hem werd medegedeeld dat hij zou worden overgeplaatst naar de p.i. Vught. Het contact herstelde hierna minimaal en de achterdocht leek toe te nemen. Opnieuw is getracht klager medicatie in te laten nemen, hetgeen hij weigerde. Het toedienen van dwangmedicatie heeft tot doel het behandelen van de paranoïdie met als gevolg dat hij minder of geen agressie meer zal vertonen onder voor hem stressvolle omstandigheden. Hierdoor zal doorplaatsing naar een reguliere setting mogelijk zijn. Klager is niet akkoord met het uittreksel van het behandelplan en wenste deze niet te ondertekenen. Tegen de achtergrond van het voorgaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur ten aanzien van klager een a-dwangbehandeling toe te passen kan ook overigens niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 13 maart 2019.
secretaris voorzitter