Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2353/GA, 13 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/2353/GA

Betreft:            [klager]            datum: 13 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R. Oude Breuil, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 4 december 2018 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Zwolle, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 maart 2019, gehouden in de p.i. Achterhoek, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. E.M. Keulen, een kantoorgenoot van klagers raadsman, en namens de directeur van het PPC Zwolle mevrouw […], juridisch medewerker. Klager heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht ter zitting te worden gehoord. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], stagiaire juridisch medewerker bij het PPC Zwolle. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 4 december 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht. Klager stelt dat hij niet psychotisch is en er kan dan ook niet worden gesproken van een psychotisch toestandsbeeld. Bovendien is geen sprake van agressie en intimiderend gedrag. Van enig gevaar voor derden dan wel voor hemzelf kan niet worden gesproken. Daarbij is de duur van de behandeling onredelijk lang. Voorts is bij de beslissing geen verklaring van de behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater overgelegd. Het behandelplan dat in de beroepsprocedure is toegevoegd, dateert van 7 december 2018 en onduidelijk is of de dwangbehandeling zijn grondslag vindt in het behandelplan. Tot slot is niet duidelijk hoe onafhankelijk de tweede psychiater is. Namens de directeur is de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht. De onderbouwingen van de behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater, die niet werkzaam is in de inrichting, spreken voor zich. Klager lijdt aan een psychotisch toestandsbeeld met grootheidswanen. Hij heeft achterdochtige en bizarre waanideeën en is onvoorspelbaar. Er is sprake van verbale agressie en bedreiging jegens medepatiënten. Klager voelt zich bedreigd door anderen en het personeel moet elke keer ingrijpen om verdere escalatie te voorkomen. Gezien het ernstig acuut psychotisch beeld wordt dwangmedicatie noodzakelijk geacht. Zonder dwangmedicatie kan het gevaar niet worden afgewend en dient klager in een individueel programma te functioneren vanwege zijn agressie.

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur een uittreksel van het behandelplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen. Het uittreksel van het behandelplan dateert van 7 december 2018, maar is op 29 november 2018 - voorgaand aan het nemen van de bestreden beslissing – definitief gemaakt en besproken met klager. Volgens de behandelend psychiater is bij klager  sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met verbale agressie en dreigende taal in het kader van een schizo-affectieve stoornis. Tevens is sprake van problematisch cannabis-, speed- en alcoholgebruik. Een gesprek over anti-psychotische medicatie is niet mogelijk. Klager wil de aangeboden medicatie niet accepteren en er is geen sprake van ziektebesef of –inzicht. Hij is achterdochtig en oninvoelbaar. Hij voelt zich bedreigd door anderen en is dreigend naar hen, waardoor hij agressie over zichzelf kan uitlokken. Zonder dwangmedicatie kan klager enkel op een individueel programma functioneren en zal een uitzichtloze situatie ontstaan. Volgens de onafhankelijk psychiater is klager psychotisch is en heeft klager last heeft van grootheidswanen. Vanuit zijn psychose is hij agressief en dreigend. Het belang van medicatie is met klager besproken, maar klager heeft geen ziektebesef en weigert de medicatie. Met behulp van dwangmedicatie zal de agressie afnemen en kan de psychose verbleken. Uit deze verklaringen van de psychiaters blijkt dat klager een psychiatrische stoornis heeft. De beroepscommissie acht het, gelet op het voorgaande, voldoende aannemelijk geworden dat de stoornis van klagers geestvermogens hem een gevaar als bedoeld in artikel 46a, tweede lid, onder a, van de Pbw doet veroorzaken dat zonder een geneeskundige behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. In het uittreksel van het behandelplan staat vermeld dat sprake is van psychotische symptomen zoals paranoïde wanen en achtervolgingswanen. Het doel is dat de psychotische symptomen verminderen/verdwijnen en daarom wordt anti-psychotische medicatie noodzakelijk geacht. Klager staat hiervoor niet open en is het niet eens met het behandelplan. Tegen de achtergrond van het voorgaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur ten aanzien van klager een a-dwangbehandeling toe te passen kan ook overigens niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.  

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 13 maart 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven