nummer: R-18/2342/TA
betreft: [klager] datum: 11 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 november 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.J. van Galen om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het controleren van uitgaande geprivilegieerde post aan het tuchtcollege op 17 april 2018 (RV 2018-247). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Onvoldoende is gebleken dat er een noodzaak bestond de geprivilegieerde post aan het tuchtcollege te controleren. Gebleken is dat het controleren van geprivilegieerde post eerder regel dan uitzondering is. De inrichting hanteert voor de controle niet het criterium ‘noodzakelijk’ als bedoeld in artikel 4 van de Regeling geprivilegieerde post verpleegden, maar het afgezwakte criterium ‘indicatie’. De beklagcommissie is te snel voorbij gegaan aan het standpunt van klager hieromtrent. Klager wil gehoord worden door de beroepscommissie indien dit nodig wordt geacht. Het hoofd van de inrichting verwijst in beroep naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Op 17 april 2018 heeft sociotherapie de post van klager aan het tuchtcollege in zijn bijzijn gecontroleerd op bijgesloten voorwerpen. Sociotherapie heeft deze post niet gelezen. De controle is ingezet, omdat sociotherapie aan de buitenkant van de post kon voelen dat er voorwerpen waren bijgesloten. Na opening van de post in bijzijn van klager bleek het te gaan om cd-roms. Vervolgens is het totale poststuk (inclusief de cd-roms) verstuurd aan het tuchtcollege. Het hoofd van de inrichting meent dat is gehandeld conform artikel 35, tweede lid, van de Bvt in verbinding met artikel 4 van de Regeling geprivilegieerde post verpleegden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager hem te horen af. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat met de toevoeging van de term ‘noodzakelijk’ in artikel 4 van de Regeling geprivilegieerde post verpleegden niet is bedoeld een in afwijking van de algemene bevoegdheid van artikel 35, tweede lid, van de Bvt aanvullend en strenger criterium aan te leggen voor de bevoegdheid tot het onderzoeken en daartoe openen van geprivilegieerde post op bijgesloten voorwerpen. De beroepscommissie acht hierbij van belang de toelichting bij de Regeling geprivilegieerde post verpleegden (Stcrt. 1998, nr. 110, p. 7) waaruit naar voren komt dat de bevoegdheid van de inrichting de post te controleren niet gegrond hoeft te zijn op een vermoeden dat de envelop bijgesloten voorwerpen bevat: de inrichting heeft op grond van artikel 35 Bvt de bevoegdheid post stelselmatig daarop te controleren. In onderhavig geval kon sociotherapie aan de buitenkant van de envelop voelen dat er voorwerpen waren bijgesloten. In dat geval spreekt het voor zich en is het noodzakelijk dat een onderzoek naar de bijgesloten voorwerpen alleen kan plaatsvinden door de betreffende envelop te openen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2019
secretaris voorzitter