Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2304/GB, 18 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/2304/GB

Betreft:            [klager]            datum: 18 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J. van Wijk, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 16 november 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,  en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2.         De feiten

2.1.      Klager is 13 maart 2018 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Voor het onttrekken aan detentie is klager reeds gestraft door het deels herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Daarna is klager weer in de gelegenheid gesteld met verlof te gaan, waardoor de onttrekking nu niet meer aan hem mag worden tegengeworpen. Hij ontkent tijdens dit laatste verlof cocaïne te hebben gebruikt en stelt dat de procedures rondom de urinecontrole onjuist zijn verlopen. Tegen de uitslag van die urinecontrole is dan ook beklag ingediend.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Nu de beklagcommissie nog geen uitspraak heeft gedaan in de klacht over de urinecontrole, dient er van worden uitgegaan dat deze terecht is opgelegd. Bij een verzoek tot deelname aan een p.p. toetst de selectiefunctionaris of een gedetineerde het p.p. op een juiste wijze zal volbrengen. Van straffen is geen sprake. Klager heeft zich, nadat hij op verlof is geweest, op 27 mei tot 1 juni 2018 aan zijn detentie onttrokken. Na het volgend verlof bleek dat klager harddrugs had gebruikt. Hiervoor heeft hij op 1 november 2018 een disciplinaire straf gekregen. Hieruit blijkt dat klager niet met toegekende vrijheden kan omgaan. Voornoemde omstandigheden vormen een contra-indicatie voor deelname aan een p.p.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      Uit het dossier volgt dat klager zich in mei 2018 enkele dagen heeft onttrokken aan detentie, nadat hij verlof had genoten. Op 27 oktober 2018 is hij weer in de gelegenheid gesteld verlof te genieten, maar scoorde hij bij terugkomst positief op het gebruik van cocaïne. De vrijhedencommissie heeft op basis van deze incidenten negatief geadviseerd ten aanzien van deelname aan een p.p., omdat zij geen vertrouwen hebben in een goed verloop van vrijheden. Voornoemde omstandigheden vormen, ondanks klagers positieve gedrag in de inrichting, een contra-indicatie voor deelname aan een p.p. en rechtvaardigen een afwijzing van het verzoek. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

4.3.      Voor zover namens klager is aangevoerd dat sprake is van dubbele bestraffing, overweegt de beroepscommissie dat daarvan geen sprake is, nu een beslissing omtrent deelname aan een p.p. een beslissing van een selectiefunctionaris in het kader van de tenuitvoerlegging van de detentie betreft en geen sprake is van een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 51 van de Pbw.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 18 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven