Nummer: R-18/2290/GB
Betreft: [klager] datum: 18 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 november 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sinds 5 mei 2015 gedetineerd. Ten tijde van het indienen van het verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie verbleef hij in de gevangenis van de p.i. Zwolle. Sinds 7 december 2018 verblijft hij in de gevangenis van de p.i. Lelystad.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek is ingediend vanwege de bezoekafstand voor zijn bezoekers. Zijn bezoekers beschikken over onvoldoende financiële middelen om hem te bezoeken. Hierdoor zit hij slecht in zijn vel.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is tijdens zijn detentie diverse keren overgeplaatst, zowel op eigen verzoek als op verzoek van de directeur. Na een langdurig verblijf in de locatie De Schie is klager op eigen verzoek overgeplaatst naar de p.i. Veenhuizen. Tijdens zijn verblijf in de p.i. Veenhuizen heeft klager verzocht om overplaatsing naar de locatie De Schie, dan wel de p.i. Zwolle vanwege bezoektechnische redenen. Dit verzoek is gehonoreerd en op 2 augustus 2018 is hij geplaatst in de p.i. Zwolle. Op 2 november 2018 heeft klager wederom verzocht om overplaatsing. Deze termijn is te kort om zonder dringende redenen in aanmerking te komen voor een overplaatsing. Daarbij is klager in de p.i. Zwolle niet verstoken van bezoek. Naar aanleiding van de negatieve beslissing is klager in hongerstaking gegaan en heeft hij enige tijd in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg verbleven. Bij terugplaatsing in de p.i. Zwolle is hij op eigen verzoek in een afzonderingscel geplaatst. Omdat sprake was van een onwenselijke situatie, is klager op 7 december 2018 overgeplaatst naar de p.i. Lelystad.
4. De beoordeling
4.1. Klager, die verbleef in de p.i. Zwolle, heeft op 2 november 2018 verzocht om overplaatsing naar de locatie De Schie. Dit verzoek is op 13 november 2018 afgewezen.
4.2. Uit het dossier volgt dat klager vanaf 1 april 2016 tot en met 15 maart 2018 in de locatie De Schie heeft verbleven. Op eigen verzoek is klager op 15 maart 2018 overgeplaatst naar de locatie Esserheem, omdat hij in de locatie De Schie negatief beïnvloed werd. De directeur van De Schie ondersteunde dit verzoek, omdat een overplaatsing mogelijk de dagelijkse sleur zou doorbreken. Op 31 juli 2018 heeft klager verzocht om overplaatsing naar de locatie De Schie of naar de p.i. Zwolle, vanwege de reisafstand voor zijn bezoek. Dit verzoek is gehonoreerd en op 2 augustus 2018 is hij overgeplaatst naar de p.i. Zwolle.
4.3. Drie maanden later, op 2 november 2018, heeft wederom klager verzocht om overplaatsing naar de locatie De Schie. Hoewel uit het selectieadvies van 2 november 2018 blijkt dat klager in de p.i. Zwolle weinig tot geen bezoek ontving, kan de afwijzing van het verzoek – gelet op het korte tijdsbestek tussen de verzoeken tot overplaatsing en klagers detentiegeschiedenis – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 18 maart 2019.
secretaris voorzitter