Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2201/GM, 6 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2201/GM

betreft: [klager]               datum: 6 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 november 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Klager, zijn raadsman, mr. M. Raaijmakers, en de inrichtingsarts van de p.i. Ter Apel zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad te worden gehoord. Klager en zijn raadsman hebben schriftelijk bericht af te zien te worden gehoord. De inrichtingsarts van de p.i. Ter Apel is niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 september 2018, betreft de afwijzing van klagers verzoek te worden geopereerd aan zijn knie.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. In december 2017 is klager gewond geraakt aan zijn linker been. Zijn knie was uit de kom geraakt en het bot was 90̊  gedraaid. De operatie zou wel spoedeisend moeten zijn. De knie was uit de kom, daardoor is het achterste gedeelte van de kom beschadigd. Klager heeft van de medische dienst bandage gekregen voor steun aan de zijkant, maar het probleem zit dus aan de achterkant. Klager ervaart veel pijn bij elke stap die hij zet, hij moet voorzichtig lopen om te zorgen dat zijn onderbeen niet weer uit de kom schiet. Klager heeft om een operatie gevraagd omdat het probleem niet te verhelpen is met fysiotherapie en drukverband. De medische dienst zei dat dit snel zou gebeuren, maar tot op heden heeft geen operatie plaatsgevonden. In september 2018 heeft klager een MRI-scan gehad, waarna is geadviseerd klager te opereren zodat hij weer normaal kan lopen. De operatie is geweigerd, omdat men stelt dat deze tot na klagers einddatum van zijn detentie van 10 januari 2019 en zijn uitzetting naar Duitsland kan wachten. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager wil binnen detentie geopereerd worden alvorens hij naar Duitsland wordt uitgezet. De inrichtingsarts heeft klager verwezen naar het ziekenhuis. De orthopeed heeft bericht dat er een indicatie bestaat voor een operatie, maar dat deze niet urgent is aangezien klager in detentie zit. Het betreft uitstelbare zorg. De orthopeed heeft verder gesteld dat klager graag in Duitsland geopereerd wil worden. Dit laatste heeft klager in het bemiddelingsgesprek van 22 oktober 2018 ontkend. Blijkbaar bestaat er een miscommunicatie tussen klager en de orthopeed. De inrichtingsarts heeft hierin geen rol. Klager is niet ingegaan op het tijdens het bemiddelingsgesprek gegeven advies met de inrichtingsarts in gesprek te gaan en te vragen naar andere mogelijkheden. Klager heeft zich pas op 28 november 2018 weer bij de verpleegkundige gemeld met het verzoek arbeidsongeschikt te worden verklaard. De verpleegkundig specialist heeft klager gezien. Klager heeft het advies van de orthopeed voor het dragen van bandage of een brace niet opgevolgd.

3.         De beoordeling

Uit het medisch dossier blijkt dat klager in november 2017 tijdens het voetballen een trauma aan zijn linker knie heeft opgelopen. Klager heeft sindsdien last van zijn knie en heeft de medische dienst verzocht nog voor de einddatum van zijn detentie per 10 januari 2019 te worden geopereerd aan zijn knie. Klager is verwezen naar de orthopeed van het ziekenhuis voor het laten uitvoeren van een MRI-scan. De orthopeed heeft op 19 september 2018 schriftelijk bericht dat een operatie geïndiceerd is, maar niet mogelijk/urgent nu klager in detentie verblijft, operatie na ontslag. De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Voornoemd advies van de orthopeed wijst niet op een medische urgentie. De inrichtingsarts heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat het uitstelbare zorg betreft. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 6 maart 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven