Nummer: R-18/1954/GB
Betreft: [klager] datum: 26 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S. Meeuwsen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 oktober 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Meeuwsen, op 5 maart 2019 door een lid van de Raad gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo naar de p.i. Lelystad ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager verbleef sinds 1 februari 2018 in de z.b.b.i. van de p.i. Almelo. Op 26 juni 2018 is hij geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Lelystad.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht:
Op 14 juni 2018 heeft klager incidenteel verlof gekregen vanwege een afspraak met de reclassering. Voorafgaand aan die afspraak moest zijn auto worden nagekeken in de garage. Dit duurder echter langer dan verwacht, waarop hij de reclassering gebeld heeft dat hij de afspraak niet zou halen. Op 18 juni 2018 had klager een afspraak met de Jeugdbescherming. Voor de afspraak is hij naar huizen gaan kijken. Toen hij onderweg naar de Jeugdbescherming was, werd hij gebeld door de voogd van zijn zoontje met de vraag of hij op tijd zou zijn. Klager gaf aan dat hij tien minuten later was dan afgesproken. Hem is vervolgens meegedeeld dat hij niet meer hoefde te komen, omdat hij te laat was. Hij is nog wel gegaan om zijn zoontje te zien. Klager haalde zijn zoontje elk weekend op om het weekend bij hem door te brengen. Regelmatig haalde klager ook zijn ex-vrouw op, die verblijft in een beschermde woonvorm. Zij heeft last van psychoses. Gedurende een van die weekenden was zij erg verdrietig en heeft zij het hele weekend geroepen dat haar leven ondraaglijk is. Ze bleef herhalen dat ze niet meer in de woongroep wilde verblijven. Toen klager haar terugbracht naar de woongroep, zag hij daar de man die haar het leven zuur maakte. Nadat klager de hele dag het gejammer van zijn ex-vrouw had moeten aanhoren, is klager naar de man toegelopen en heeft hij tegen hem gezegd dat het niet netjes is hoe hij zich gedraagt tegenover klagers ex-vrouw. Klager zei dat hij het niet nog eens moest doen en anders een stomp zou krijgen. Op dat moment kwamen begeleiders van de woongroep aanlopen en verzochten zij hem het pand te verlaten. Enkele dagen later werd klager gebeld door de leidinggevende van de woongroep om over het incident te praten. Hij heeft toen de fout gemaakt niet met haar in gesprek te willen en haar ‘trut’ te noemen. Op dat moment zijn de rapportages opgesteld die hebben geleid tot klagers terugplaatsing in de penitentiaire inrichting Almelo. De rapportages schetsen een eenzijdig verhaal. De rapportages geeft hen de macht om klager het leven zuur te maken. Als gevolg van deze beslissing heeft hij zeven maanden ten onrechte in gesloten setting verbleven. Dit is disproportioneel gelet op de hiervoor beschreven incidenten. Zijn raadsman heeft hieraan – zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd: Alle incidenten zijn samengepakt en op basis daarvan is de bestreden beslissing genomen. Het verhaal dat op papier staat, is een eenzijdig verhaal, nu niet alle betrokkenen (onder wie klagers vrouw en zoontje) zijn gehoord. Aan klager zijn ordemaatregelen opgelegd. De terugplaatsing is daarom disproportioneel. Hiertoe dient mede klagers positieve detentieverloop in acht te worden genomen. Hij heeft twintig verloven genoten die goed zijn verlopen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de e-mail van het Riwis-team komt duidelijk naar voren dat het locatieverbod op 18 juni 2018 aan klager is meegedeeld en klager zich vanaf dat moment niet mocht begeven op het terrein van Riwis Zorg & Welzijn. Er is geen reden te twijfelen aan de inhoud van het selectieadvies van de directeur, waaruit volgt dat klager zich meermalen niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken. Zo is hij niet verschenen op een afspraak met een medewerker van de reclassering en een afspraak met een medewerker van de Jeugdbescherming. Uit telefonisch contact tussen een medewerker van de p.i. Almelo en een medewerker van Riwis Zorg & Welzijn is voorts gebleken dat zich enkele incidenten hebben voorgedaan op het terrein, waarbij klager personeelsleden heeft bedreigd. Dergelijk grensoverschrijdend gedrag vormt een contra-indicatie voor de voortzetting van het verblijf in een z.b.b.i. De bestreden beslissing is dan ook op juiste gronden genomen.
4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkte beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen op grond van artikel 2 van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De directeur van de inrichting heeft op 27 juni 2018 een selectieadvies opgesteld. Hieruit volgt dat klager sinds april 2018 om verschillende redenen negatief in beeld is gekomen. Hij heeft verschillende keren gesproken met zijn casemanager over deelname aan een penitentiair programma en hij gaf daarin te kennen dat hij van verlofadres wilde wisselen en niet (meer) over een dagbesteding zou beschikken. Op 19 juni 2018 stond een kennismakingsgesprek gepland voor dagbesteding. Die afspraak is echter geannuleerd naar aanleiding van een aan klager opgelegde disciplinaire straf. Op 14 juni 2018 had klager een afspraak met de reclassering, waar hij niet is verschenen. Zijn afspraak op 18 juni 2018 bij de Jeugdbescherming is op klagers verzoek geannuleerd. Daarnaast heeft de instantie Riwis Zorg & Welzijn laten weten dat zich op het terrein van de instantie enkele incidenten hebben voorgedaan. Op 29 april 2018 heeft klager ongepast verbaal gedrag jegens bewoners en personeel vertoond. Op 17 juni 2018 heeft klager zich agressief geuit jegens een bewoner tijdens een bezoek aan zijn ex-vrouw, heeft hij beledigingen geuit jegens personeel en heeft hij ondanks het herhaaldelijk verzoek daartoe geweigerd het pand te verlaten. Klagers zoon was hierbij aanwezig. Op 18 juni 2018 heeft klager - gelet op voornoemde incidenten - een locatieverbod gekregen voor het terrein.
4.4. Klager heeft zijn lezing van de incidenten mondeling toegelicht. Het geheel aan incidenten zoals weergegeven in het selectieadvies is echter een contra-indicatie voor een langer verblijf in een z.b.b.i. Van gedetineerden in een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau mag een hoge mate van eigen verantwoordelijkheid worden verlangd. Vanwege deze gedragingen kon de selectiefunctionaris in redelijkheid oordelen dat klager niet langer geschikt was voor plaatsing in een z.b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 26 maart 2019.
secretaris voorzitter