nummer: 03/2510/GA
betreft: [klager] datum: 23 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 26 oktober 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 november 2003, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord dhr. G. Lemkens, unit-directeur bij de p.i. Vught.
Klager, die alleen met bijzonder vervoer vervoerd mocht worden, is niet naar de zitting vervoerd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van tweemaal 24 uur onder cameratoezicht in verband met klagers geestelijke en lichamelijke gesteldheid, gezondheid en veiligheid.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep aangevoerd dat de opgelegde maatregel ten onrechte is opgelegd.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is zomaar, wellicht na ontvangst van het slechte nieuws dat de plaatsing in het handboeienregime verlengd werd, flauwgevallen. In verband met zijn algehele psychische en lichamelijke gesteldheid en veiligheid is besloten omhem een paar dagen rust te geven en hem te plaatsen in een prikkelarme omgeving onder cameratoezicht. Hij is niet onder cameratoezicht geplaatst uit beheersmatige overwegingen. De situatie kon niet ingeschat worden. De medischedienst heeft klager later, toen hij al in afzondering en onder cameratoezicht was geplaatst, bezocht en heeft overleg gehad met de inrichtingsarts. Cameratoezicht leek de meest veilige optie totdat de medische dienst klager gezienhad. Het is niet bekend of de betreffende unit-directeur klager tevoren gehoord heeft.
3. De beoordeling
De afzonderingsmaatregel is blijkbaar gegrond op het bepaalde in artikel 23, eerste lid sub c. Pbw, te weten -voorzover in deze van belang- wegens ziekte van klager. Artikel 33, tweede lid, Regeling straf- en afzonderingscelpenitentiaire inrichtingen houdt in dat een directeur, alvorens tot cameratoezicht te beslissen, het advies van de inrichtingsarts inwint.
De hiervoor bedoelde afzonderingsmaatregel is de enige afzonderingsmaatregel terzake waarvan een gedetineerde niet door de directeur gehoord behoeft te worden alvorens aldus beslist wordt; ook is aan deze maatregel geen maximaletermijn verbonden. Kennelijk ligt aan een en ander ten grondslag dat dit in feite medische beslissingen zullen zijn.
Van een (tijdig) inschakelen van de medische dienst, laat staan van een medische beoordeling door die dienst van klagers toestand, die de aangevochten beslissingen had kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken.
Het voorgaande brengt mee, dat de beslissingen, waarvan beklag, als onvoldoende onderbouwd moeten worden beschouwd, zodat als na te melden beslist zal worden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=. Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, integenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 december 2003
secretaris voorzitter