Nummer: R-18/1301/GB
Betreft: […] datum: 25 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een (fictieve) weigering van de selectiefunctionaris om een beslissing te nemen, en van de overige stukken. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft aanvankelijk geen beslissing genomen op het door klager ingediende verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) dan wel penitentiair programma (p.p.) en/of plaatsing bij De Ontmoeting te Epe ex artikel 43, derde lid, van de Pbw.
2. De feiten
Klager is sinds 20 oktober 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle. Op 16 juli 2018 is klager in het kader van een artikel 43 lid 3-plaatsing bij De Ontmoeting te Epe geplaatst. Bij beslissing van 26 september 2018 is hij in het h.v.b. van de p.i. Zwolle geplaatst. Op 2 januari 2019 is klager geplaatst in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Ter Peel.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er dient binnen zes weken op een verzoek te worden gereageerd. Dit is niet gebeurd. Klagers detentiefasering stond daardoor stil. De Divisie Individuele Zaken (DIZ) miskent klagers recht en dat van andere gedetineerden, door stelselmatig niet binnen redelijke termijn te beslissen. Dit is onbegrijpelijk.
3.2. De selectiefunctionaris heeft daarop als volgt gereageerd. Het was klager bekend dat plaatsing in een z.b.b.i. of deelname aan een p.p. niet voor 13 december 2018 aan de orde was. Op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor de in dat artikel beschreven plaatsing. Hiertegen staat dus geen beroep ex artikel 72, eerste lid, van de Pbw open. Klager heeft overigens geen beklag ingediend tegen (het uitblijven van) een beslissing van de directeur.
4. De beoordeling
4.1. Klager verblijft momenteel in een z.b.b.i. In beginsel zou hij daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat het belang aan het beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie alsnog het gehele beroep inhoudelijk beoordelen.
4.2. Ingevolge artikel 72, eerste lid jo. artikel 18, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht een beroepschrift in te dienen tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing of overplaatsing. In artikel 72, eerste lid, van de Pbw wordt de (fictieve) weigering een dergelijke beslissing te nemen hieraan gelijkgesteld.
4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 17, vierde lid, van de Pbw dient de selectiefunctionaris binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende verzoek. Dit is niet gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
4.4. Klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. of deelname aan een p.p. had de selectiefunctionaris af kunnen wijzen, omdat klager daarvoor kennelijk nog niet in aanmerking kwam.
4.5. De selectiefunctionaris had zich onbevoegd moeten verklaren ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing ex artikel 43, derde lid, van de Pbw, omdat de directeur deze beslissing neemt.
4.6. De wet verbindt geen gevolgen aan het niet tijdig nemen van een beslissing en uit het voorgaande volgt bovendien dat klagers verzoeken tot niets zouden hebben geleid. De beroepscommissie ziet dan ook geen aanleiding tot het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 25 maart 2019.
secretaris voorzitter