Nummer : S-19/1237/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 11 maart 2019
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 6 maart 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gedurende twaalf dagen, ingaand op 6 maart 2019 om 8.00 uur en eindigend op 18 maart 2019 om 8.00 uur, wegens brandstichting in een strafcel.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de Commissie van Toezicht van 6 maart 2019 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift in behandeling wordt genomen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 maart 2019.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag van 5 maart 2019, komt naar voren dat in verzoekers strafcel een brandalarm af is gegaan en dat personeel, ter plaatse gekomen, vlammen achter verzoekers celdeur heeft waargenomen. Gevraagd waarmee verzoeker brand had gesticht, heeft verzoeker beledigende en dreigende uitlatingen gedaan naar het personeel.
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder j en onder k van de Pbw dient de directeur een gedetineerde in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord, alvorens hij beslist over de oplegging van cameratoezicht en over de oplegging van een disciplinaire straf. In de bestreden beslissing is uitdrukkelijk aangegeven dat verzoeker niet door de directeur is gehoord omdat hij ook nog gezien wordt door een gedragsdeskundige die zal adviseren over verzoekers detentieroute.
Gelet op het voorgaande overweegt de voorzitter, voorlopig oordelend, dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw.
Het schorsingsverzoek zal dan ook worden toegewezen, in ieder geval voor zover het betreft het bij de onderhavige beslissing opgelegde cameratoezicht.
Ten aanzien van de thans opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in de strafcel op zichzelf overweegt de voorzitter als volgt. De directeur heeft in de bestreden beslissing aangegeven dat de hierbij opgelegde disciplinaire straf een aanvulling is op een al lopende disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gedurende veertien dagen, eindigend op 18 maart 2019 om 7.45 uur.
Ten aanzien van deze disciplinaire straf is ook een schorsingsverzoek ingediend.
Dit verzoek is bij uitspraak van 8 maart 2019 afgewezen (RSJ S-19/1227/SGA).
Omdat verzoeker in het geval van schorsing van de nu bestreden beslissing op grond van de eerder opgelegde disciplinaire straf alsnog ingesloten zal blijven tot 18 maart 2019 om
7.45 uur, zal het verzoek, voor zover dit betreft de opsluiting in de strafcel, in zoverre niet tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom voor zover het betreft de opsluiting in een strafcel slechts belang bij een toewijzing van het verzoek voor zover de nu bestreden disciplinaire straf nog vijftien minuten voortduurt na 18 maart 2019 om 7.45 uur (de eindtijd van de eerdere beslissing).
Gelet op het voorgaande zijn er termen aanwezig om het verzoek toe te wijzen voor zover het gaat om het opgelegde cameratoezicht, en voor zover het gaat om de opsluiting in de strafcel met ingang van 18 maart 2019 van 07.45 uur tot 08.00 uur.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur ten aanzien van het cameratoezicht met onmiddellijke ingang, en ten aanzien van de opsluiting in de strafcel, met ingang van 18 maart 2019 van 07.45 uur tot 08.00 uur, tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 11 maart 2019.
secretaris voorzitter