Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2133/GA, 19 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2133/GA

betreft: [klager]            datum: 19 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsman mr. P.J.W. de Water. Klager heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht ter zitting te worden gehoord. Namens de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel is verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. De beroepscommissie heeft dit verzoek ter zitting afgewezen, omdat zij het verzoek onvoldoende onderbouwd acht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager op 21 september 2018 (zo blijkt uit het beroepschrift) niet in de gelegenheid is gesteld om te bellen met zijn advocaat (IJ-2018-000846). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 21 september 2018 – ondanks herhaaldelijk verzoek – niet in de gelegenheid gesteld te bellen met zijn advocaat. Nu de directeur geen stukken heeft overgelegd om dit standpunt te weerspreken, dient van de juistheid van klagers standpunt te worden uitgegaan en zijn klacht alsnog gegrond te worden verklaard. De directeur is niet ter zitting verschenen om zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, toe te lichten.

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, Pbw, dient de gedetineerde, kort gezegd en onder meer, in staat te worden gesteld met zijn advocaat telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Klager heeft in zijn beroepschrift toegelicht dat hij op 21 september 2019 heeft verzocht te mogen bellen met zijn advocaat, maar dat hij daartoe door het personeel niet in de gelegenheid is gesteld. Voornoemd standpunt is niet – schriftelijk noch mondeling – weersproken door de directeur. De beroepscommissie moet er daarom vanuit gaan dat wat klager heeft gesteld, juist is. Door klager op 21 september 2018 niet in de gelegenheid te stellen te bellen met zijn advocaat, heeft de directeur zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Pbw geschonden. Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard en aan klager wordt een tegemoetkoming toegekend.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.      Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. Selnick Marzullo en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 19 februari 2019.

 

 

                                                  secretaris                                                                voorzitter

 

Naar boven