Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0445/GM, 25 mei 2000, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/445/GM

betreft: [klager] datum: 25 mei 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 3 maart 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) "Torentijd" te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 24 februari 2000 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 april 2000, gehouden in de p.i. "Zoetermeer" te Zoetermeer, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. "Torentijd" heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting teverschijnen en heeft verwezen naar zijn schriftelijke reactie naar aanleiding van de klacht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 9 oktober 1999, betreft het niet krijgen van een griepprik.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht:
Op advies van zijn huisarts krijgt hij al ongeveer vier jaar een griepprik. Toen hij twee jaar geleden ook in het huis van bewaring te Middelburg verbleef, kreeg hij de griepprik desgevraagd van de inrichtingsarts, dezelfde diethans weigert die prik te geven. Hij moest deze eigenlijk zelf bekostigen – hetgeen geen probleem was – doch kreeg hem uiteindelijk voor niets, omdat het die dag Sinterklaas was. Toen hij begin oktober 1999 de arts vroeg om eengriepprik wees deze het verzoek resoluut af en verwees hem naar zijn huisarts. Over deze afwijzing heeft klager zich tegenover de medisch adviseur beklaagd. Daarnaast heeft hij zijn huisarts gebeld, die hem evenwel verwees naar deinrichtingsarts. Toen klager de inrichtingsarts andermaal vroeg om de griepvaccinatie, daarbij refererende aan de reactie van zijn huisarts, toonde de inrichtingsarts zich verbolgen over het feit dat hij tegenover de medischadviseur had geklaagd en weigerde hij nu helemaal op het verzoek in te gaan. Klager heeft hierover wederom de medisch adviseur benaderd – het was inmiddels medio december 1999 – doch hij ontving diens reactie eerst eind februari2000. Inmiddels verbleef hij in de p.i. te Vught, waar hij in de maanden oktober en november de griepprik zonder meer - uiteraard tegen betaling, doch daar was hij graag toe bereid - had kunnen krijgen.

Het standpunt van de inrichtingsarts, zoals dat uit de stukken blijkt, luidt dat er geen medische indicatie was om klager de gevraagde griepprik te geven. Hij kan in de maand oktober of november op eigen kosten de prik krijgen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat een gedetineerde, naar de praktijk zoals die in de vrije maatschappij geldt, desgewenst in oktober of november een griepprik behoort te kunnen krijgen, ook als deze niet medisch is geïndiceerd, inwelk geval de kosten van de vaccinatie voor de betrokkene zijn. Als niet weersproken staat vast dat klager al jaren achtereen de griepprik krijgt en dat hij deze twee jaar geleden zelfs door de inrichtingsarts tegen wiens handelende onderhavige klacht is gericht toegediend heeft gekregen. Nu niet is gebleken van omstandigheden die tot een ander oordeel nopen en klager steeds bereid is geweest de kosten van de vaccinatie te betalen, komt de beroepscommissietot het oordeel dat de klacht tegen de weigering hem de gevraagde griepprik toe te dienen gegrond is.
De beroepscommissie is voorts van oordeel dat de gegrondheid van het beroep moet leiden tot het toekennen van enige tegemoetkoming aan klager. Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag is mede overwogen dat klager zo lang op deafhandeling van zijn verzoek om bemiddeling heeft moeten wachten dat hij eerst beroep heeft kunnen instellen op het moment dat de winter, gedurende welke de griepprik bescherming biedt, nagenoeg voorbij was. De beroepscommissiebepaalt de tegemoetkoming op f. 100,- (honderd gulden).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. „Torentijd“ toekomende tegemoetkoming op f. 100,- (honderd gulden).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en prof. dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 25mei 2000

secretaris voorzitter

Naar boven