Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2039/GA, 1 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

   nummer:         R-18/2039/GA

betreft: [klager]            datum: 1 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 oktober 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 16 augustus 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.                         De afwijzing van het verlof is gebaseerd op twee rapporten, te weten de positieve urinecontrole en de aangetroffen hasj op cel, terwijl klager slechts één rapport heeft ontvangen. De twee gevallen betreffen hetzelfde drugsgebruik. Klager heeft hiervoor een disciplinaire straf opgelegd gekregen en daarbovenop wordt ook nog zijn verlof ontnomen. Eén rapport is onvoldoende voor afwijzing van het verlof. De positieve urinecontrole had bovendien slechts een minimale overschrijding. Eerdere verloven zijn daarbij zonder incidenten verlopen en klager heeft goed gedrag laten zien in detentie. Op grond van de landelijke sanctiekaart kan een positieve urinecontrole slechts gesanctioneerd worden met een gehalveerd verlof. De afwijking daarvan is onredelijk en disproportioneel. De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat in juni 2018 0,3 gram hasj is aangetroffen op klagers cel en hij op 2 juli 2018 positief heeft gescoord tijdens een urinecontrole. Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in het kader van de WETS overgeplaatst vanuit Cyprus naar Nederland om het resterende deel van zijn straf, opgelegd vanwege het overtreden van de Opiumwet, te ondergaan. Volgens de wet- en regelgeving van Cyprus heeft aftrek plaatsgevonden van 84 dagen wegens goed gedrag. Zijn v.i.-datum is bepaald op 10 juli 2019. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Uit het dossier volgt dat klager op 11 april 2018 is geplaatst in de beperkt beveiligde inrichting van de p.i. Lelystad. Op 12 juni 2018 is 0,3 gram hasj aangetroffen in klagers cel, waarvoor aan hem een disciplinaire straf is opgelegd. Op 11 juli 2018 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd wegens een positieve urinecontrole op 2 juli 2018 met een THC-waarde van 57. Op grond van deze incidenten is hij op 13 juli 2018 teruggeplaatst in het gevangenisregime van de p.i. Lelystad. Namens klager is aangevoerd dat klager slechts één rapport heeft ontvangen. Wat daarvan ook zij, naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende vast komen te staan dat klager betrokken is geweest bij twee druggerelateerde incidenten. Deze incidenten vormen naar het oordeel van de beroepscommissie een contra-indicatie voor verlofverlening, en rechtvaardigen een afwijzing van de verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.     

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven