Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1958/GV, 5 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1958/GV

betreft: [klager]            datum: 5 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. Bien, namens   […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 11 oktober 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing, omdat sprake is van een onjuiste weergave van de feiten. Er was nimmer sprake van aanranding van een medewerkster van de kliniek waar klager verbleef. Dit zou bij een medebewoonster zijn voorgevallen. Klager is nooit daadwerkelijk als verdachte aangemerkt. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In de bestreden beslissing is vermeld dat uit een rapportage is gebleken dat klagers behandeling is gestaakt, omdat hij een medewerkster van de kliniek zou hebben aangerand en dat van dit laatste aangifte is gedaan. Deze informatie is niet correct en is daarom ten onrechte aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegd. Klager is op grond van een beschuldiging tot aanranding van een medebewoonster vanuit FPK De Beuken overgeplaatst. Het feit dat het bezwaar gericht tegen de selectiebeslissing van 10 juli 2018 gegrond is verklaard, neemt niet weg dat klager niet aan de voorwaarden voor incidenteel verlof voldoet. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarden dat het betreffende stappenplan wordt gevolgd en Extra Beveiligd Vervoer wordt ingezet. Op de dag dat het verlof zal worden verleend zal zowel klager als de politie van het stappenplan op de hoogte worden gebracht. Zodoende worden risico’s voor klager en het personeel, dat hem gedurende het te verlenen verlof zal begeleiden, zo klein mogelijk gehouden. Het multidisciplinair overleg (mdo) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Geadviseerd wordt eventueel te verlenen verloven middels een stappenplan op te bouwen. Vanwege het ontbreken van een verlofadres en vanwege klagers lange detentie verdient het de voorkeur het verlof eerst onder begeleiding te doen plaatsvinden. De officier van justitie bij het arrondissementsparket heeft geen bezwaar tegen het eventueel verlenen van verlof, mits het verlof onder begeleiding en niet in Z. plaatsvindt. Voorts dient de politie van de stad waar klager het verlof zal doorbrengen op de hoogte te worden gesteld. Er is mogelijk sprake van eerwraak. De politie heeft zich van advies onthouden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaren en 75 dagen, met aftrek, wegens doodslag. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 3 juli 2019. Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. Incidenteel verlof wordt niet verleend indien de gedetineerde binnen een maand na de beoogde verlofdatum in aanmerking komt voor invrijheidstelling of regimesgebonden of algemeen verlof en het beoogde bezoek in dat kader kan worden afgelegd. Klager verzoekt in het kader van zijn resocialisatie om incidenteel verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat geen sprake is van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Klager voldoet reeds hierom niet aan de voorwaarden voor incidenteel verlof. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager, ondanks de positieve adviezen van de vrijhedencommissie, het mdo en de officier van justitie, niet in aanmerking komt voor incidenteel verlof. Derhalve kan de beslissing van de Minister, gelet op artikel 21 van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 5 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven