Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1718/TA, 4 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 nummer:         R-18/1718/TA

betreft: [klager]            datum: 4 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraak van 4 september 2018 van de beklagcommissie bij FPC Pompestichting, verder te noemen de inrichting, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M. Hoekzema om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het opleggen van een vier-uurs programma na weigering van een urinecontrole, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven (PN 2018/128).

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting 

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Doordat aan klager een vier-uurs programma is opgelegd, heeft hij niet deel kunnen nemen aan de arbeid. Hij is hierdoor loon misgelopen, € 30,=. Klager vindt een tegemoetkoming van € 30,= redelijk. Het hoofd van de inrichting heeft daarop als volgt gereageerd. Het verzoek om een tegemoetkoming valt buiten het bereik van de door klager ingediende klacht. Uit de onderliggende klacht noch uit de uitspraak van de beklagcommissie blijkt dat een vergoeding wegens het niet kunnen deelnemen aan dagbesteding is verzocht. Ook op andere gronden is er geen aanleiding tot toekenning van een tegemoetkoming. De directeur persisteert bij het tijdens de beklagprocedure gevoerde verweer. 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat het door de directeur ingediende beroep tegen voormelde uitspraak van de beklagcommissie is ingetrokken. Onderhavig beroep van klager gaat enkel om de vraag of na de gegrondverklaring door de beklagcommissie, terecht is overwogen geen aanleiding te zien voor toekenning van een tegemoetkoming. Indien de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, bepaalt de beklagcommissie op grond van artikel 66, zevende lid, van de Bvt na het hoofd van de inrichting te hebben gehoord of enige tegemoetkoming, die van geldelijke aard kan zijn, aan de klager geboden is. De tegemoetkoming is bedoeld ter compensatie van het door klager geleden ongemak. Uit de stukken komt naar voren dat klager op 19 juni 2018 in een vier-uurs programma is geplaatst dat – blijkens het verweer van de directeur voor de beklagcommissie van 16 augustus 2018 - op 22 juni 2018 is beëindigd. Gelet hierop kan de beroepscommissie zich niet verenigen met het – niet nader gemotiveerde - oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 15,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr.drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, ecretaris, op 4 maart 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven