Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1470/TA-tussenuitspraak, 8 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Roken  v

nummer :          R-18/1470/TA-tussenuitspraak

betreft: [klager]            datum: 8 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 17 juli 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord mr. J.A.W. Knoester, de kantoorgenoot van klagers raadvrouw en […], jurist bij FPC De Rooyse Wissel. Mr. J.A.W. Knoester heeft meegedeeld dat klager niet ter zitting zal verschijnen. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft (RV2018/000003) de weigering te voldoen aan klagers verzoeken om andere en/of meer maatregelen te nemen ter voorkoming van de overlast die klager ondervindt van het roken door medeverpleegden c.q. de schending van klagers recht op een rookvrije verblijfsruimte. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en van het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft direct vanaf binnenkomst in de inrichting last gehad van de rook en dit aangegeven. Op zijn afdeling werd er maandenlang met de deur open gerookt. Het personeel rookte destijds ook nog bij anderen op de kamer en de hobbyruimte werd gebruikt als rookruimte, terwijl dit een gemeenschappelijke ruimte is. Na lange tijd, hinder en last en nadat klager beklag had ingediend, is er door de inrichting enige actie ondernomen. De afzuiginstallatie waarover wordt gesproken, betreft een afzuigsysteem ín de toiletruimte van de kamers dat waarschijnlijk voor onder meer de afzuiging van de vochtige lucht in de badkamer is bedoeld. De deur van de badkamer wordt meestal gesloten door de verpleegden en dit betekent dat er feitelijk helemaal geen afzuiging van de rook is in de kamers. De afzuiginstallatie op de gangen staat standaard uit en moet handmatig aan worden gezet. Dit werd niet standaard door het personeel gedaan. Nadeel is dat door deze afzuiging de rook juist over de gehele gang werd getrokken en onderweg de kamers introk. Het ‘nieuwe beleid’ van de inrichting wordt doorgaans niet nageleefd door de verpleegden, waardoor er (nog steeds) meerdere malen per dag met de deur open werd (en wordt) gerookt. Klager heeft inmiddels een nieuwe klacht ingediend die nog moet worden behandeld door de beklagcommissie. Eerdere klachten van klager omtrent het rookbeleid in FPC Dr. S. van Mesdag zijn gegrond verklaard. FPC De Rooyse Wissel heeft onvoldoende in het werk gesteld om de overlast van rook - hetgeen schadelijk is voor de gezondheid van klager - te verminderen. Het nieuwe beleid biedt onvoldoende soelaas, omdat het eenvoudigweg niet wordt nageleefd. Gekeken dient te worden naar andere mogelijkheden zoals het verbinden van gevolgen aan overtreding van het rookbeleid door verpleegden om te voorkomen dat anderen gezondheidsschade oplopen. Klager heeft astma en gebruikt hiervoor medicatie. Hij heeft regelmatig infecties/ontstekingen in keel en longen of deze zijn geïrriteerd. Klager heeft aangifte gedaan bij de politie van mishandeling. Roken op de kamer betekent brandgevaar.

Verwezen wordt naar RSJ 1 maart 2016, 15/3318/TA en RSJ 9 december 2014, 14/2680/GA. Het is de verantwoordelijkheid van het hoofd van de inrichting om maatregelen te treffen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar RSJ 14 januari 2019, 18/9/TA, waarin de beroepscommissie heeft aangegeven dat enige hinder door roken van medeverpleegden onvermijdelijk is. Het is niet altijd mogelijk om te voorkomen dat een sigaret wordt opgestoken. Als een deur van een medeverpleegde opengaat die in zijn verblijfsruimte heeft gerookt, dan ruik je sigarettenrook.

De afzuiginstallatie heeft twee standen. De installatie staat altijd standaard aan op stand 1 en zuigt een bepaalde hoeveelheid liters lucht per minuut af. Als een verpleegde de installatie op stand 2 wil dan moet dat gevraagd worden aan het personeel. Stand 2 is meer bedoeld voor calamiteiten, voor een situatie waarin vervuilde lucht snel moet worden afgezogen. Een dergelijke installatie wordt eenmaal in de zoveel tijd geïnspecteerd. In de deur tussen de verblijfsruimte en de badkamer zit een rooster, waardoor lucht ook als de badkamerdeur is gesloten, wordt afgezogen. Bij het niet opvolgen van het rookbeleid wordt geen straf/maatregel opgelegd. Wel wordt er corrigerend opgetreden. Verpleegden wordt gezegd de sigaret uit te maken. Personeel en verpleegden zijn op de hoogte van het rookbeleid. Ook voor het personeel is het verboden om te roken in de inrichting. Binnen ‘TBS Nederland’ wordt gesproken over het rookbeleid.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en de behandeling ter zitting onvoldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. De beroepscommissie zal om die reden de behandeling van de zaak aanhouden opdat een afvaardiging van de beroepscommissie op een in overleg met mr. J.A.W. Knoester en de inrichting te bepalen datum een schouw in de inrichting zal houden en onderzoek zal instellen naar de feitelijke situatie en de maatregelen die zijn getroffen om overlast door roken voor verpleegden en met name verpleegden met aandoeningen aan de luchtwegen/het ademhalingsstelsel te voorkomen.

Bij deze schouw is het van belang dat het hoofd of een medewerker technische dienst aanwezig is om vragen over de afzuiginstallatie te beantwoorden en dat gegevens worden verstrekt over de inspectie en het onderhoud van de afzuiginstallatie, met name betrekking hebbend op de periode dat klager de betreffende klacht heeft ingediend, te weten op 2 januari 2018.

De (eventueel) over te leggen inspectie- en onderhoudsgegevens zullen worden verstrekt aan klager, mr. J.A.W. Knoester en de beroepscommissie. Van de schouw zal verslag worden opgemaakt en klager, mr. J.A.W. Knoester en het hoofd van de inrichting zullen in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie schorst de behandeling van de zaak en houdt die voor onbepaalde tijd aan voor een in de inrichting te houden schouw en onderzoek als vermeld onder 3.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, en mr. drs. J.P. Meesters en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 maart 2019.

      

 

                        secretaris                                                 voorzitter

Naar boven