Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1440/GA, 26 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1440/GA

betreft:    [klager]            datum: 26 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Nieuwegein, betreffende de beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) van 1 februari 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (NM 2018/143), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof, voor zover hiertegen geen beklag ingevolge artikel 60, eerste en tweede lid, van de Pbw, openstaat, een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de commissie van de Raad als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw. Artikel 73 van de Pbw voorziet in de te volgen procedure. Vaststaat dat de Minister negatief heeft beslist op klagers verzoek om algemeen verlof. Tegen deze beslissing heeft klager ingevolge artikel 60 van de Pbw beklag ingesteld. De beklagrechter heeft overwogen dat tegen een dergelijke beslissing beroep openstaat bij de Raad en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie overweegt dat de beklagcommissie zich in dit soort gevallen onbevoegd moet verklaren van het beklag kennis te nemen. Nu de beklagrechter zich in onderhavig geval ten onrechte (impliciet) bevoegd heeft verklaard van het beklag kennis te nemen en klager daarin vervolgens niet-ontvankelijk heeft verklaard, zal de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, bepaalt dat de beklagrechter onbevoegd is van het beklag kennis te nemen en bepaalt dat de stukken in handen van de Raad worden gesteld ter verdere behandeling.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 26 februari 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven