nummer: R-18/1116/GA
betreft: [klager] datum: 18 februari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Raaijmakers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 augustus 2018 genomen beslissing van de directeur van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht,
De beroepscommissie heeft de directeur van het CTP Veldzicht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van 3 augustus 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a., van de Pbw (a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat geen sprake is van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld waarbij hij anderen ervan verdenkt hem bewust te treiteren met lawaai of door middel van een soort Voodoo. Ook stelt klager dat als hij in de maatschappij verblijft, hij zichzelf niet zou kunnen isoleren en niet maatschappelijk teloor zou gaan.
De directeur heeft daarop – samengevat – als volgt gereageerd.
Klager is op 19 juli 2018 vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel overgeplaatst naar het CTP Veldzicht. Het was in de p.i. Ter Apel niet mogelijk met klager in gesprek te gaan, waarschijnlijk in verband met schizofrenie en andere psychotische stoornissen. Hij weigerde de voorgeschreven medicatie.
Gedurende zijn opname in het CTP Veldzicht was klager toenemend psychotisch. Er was sprake van ernstige achterdocht, waardoor klager geen drinken en eten wilde aannemen van anderen. Daarnaast maakte hij obsessief schoon, waarbij hij dingen kapot maakte. Hij heeft een steekwapen ‘gevonden’ op zijn cel en overal bleken brandplekken te zitten. Ook heeft hij elke kier ingesmeerd met tandpasta om beestjes buiten te houden. Daarbij uitte hij bedreigingen richting personeelsleden. Er was voldoende indicatie om te spreken van een decompensatie in psychotische problematiek. Hij heeft enige tijd in een afzonderingscel verbleven en decompenseerde steeds verder in psychotische problematiek. Klager weigerde vrijwillig medicatie te nemen en daarom is een dwangmedicatieprocedure gestart, hetgeen noodzakelijk was om klager er bovenop te helpen.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur het behandelplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.
Uit het dossier komt naar voren dat klager naar aanleiding van een crisisaanvraag van de directeur van de p.i. Ter Apel is overgeplaatst naar het CTP Veldzicht. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting Ter Apel reeds in een separeercel en verbleef ook in het CTP Veldzicht al enige tijd in een separeercel, maar decompenseerde steeds verder in psychotische problematiek.
Uit de verklaringen van de behandelend psychiater en een onafhankelijke psychiater alsmede het (definitieve) behandelplan van klager, komt naar voren dat klager toenemend psychotisch was, waarbij sprake was van ernstige achterdocht. Uit de verklaringen van de behandelend en onafhankelijke psychiater volgt dat verzoeker vanuit zijn stoornis het gevaar vormt dat hij de agressie van anderen over zich zal afroepen, er bestaat het gevaar dat hij vanuit zijn paranoïdie een gevaar vormt naar derden en dat hij – door zich vanuit zijn achterdocht en angst te isoleren – maatschappelijk teloorgaat. De behandelend psychiater schat in dat alleen medicatie verbetering in het toestandsbeeld kan geven. Verzoeker weigert (vrijwillige) inname van de voorgeschreven medicatie vanwege het ontbreken van ziektebesef. Zowel de behandelend als de onafhankelijke psychiater acht dwangmedicatie geïndiceerd. De inschatting is dat het gevaar niet binnen een redelijke termijn kan worden afgewend zonder dwangmedicatie.
Tegen de achtergrond van het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur ten aanzien van klager een dwangbehandeling toe te passen kan ook overigens niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Smeijers, secretaris, op 18 februari 2019.
secretaris voorzitter