nummer: R-18/888/GA
betreft: [klager] datum: 25 februari 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J. Schepers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee dagen wegens (kortgezegd) overprikkeld gedrag (VU 2018-131).
De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 5,-.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep – samengevat – als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft de inhoudelijke beoordeling niet medegedeeld tijdens de mondelinge uitspraak. De schriftelijke uitspraak bevat meer dan mondeling is medegedeeld en lijdt daarom aan een formeel gebrek. Alleen dat is al reden het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming van € 20,- toe te kennen. De Raad wordt verzocht zich uit te laten over de handelwijze van (sommige) beklagcommissies dat een beklag enkel op formele gronden wordt beoordeeld en daarna niet meer inhoudelijk wordt behandeld.
De ordemaatregel van 14 januari 2018 is opgelegd omdat klager het personeel onheus zou hebben bejegend en uitgescholden. Voorts zou sprake zijn van overprikkeling, waardoor de oplegging van een ordemaatregel noodzakelijk was. Klager is echter op 8 of 9 januari 2018 overgeplaatst van de p.i. Grave naar de p.i. Vught. Er is dus niet lang geïnvesteerd in de relatie tussen klager en de medewerkers van de p.i. De grondslag van de oplegging van de ordemaatregel als bedoeld in artikel 23 van de Pbw is voorts onduidelijk, waardoor in ieder geval sprake is van een motiveringsgebrek. De discussie die klager voerde met het personeelslid, vormt onvoldoende grond voor het opleggen van een ordemaatregel. Daarbij is de duur van de ordemaatregel niet onderbouwd. Klager verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld zijn beroep mondeling toe te lichten.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
Voor zover is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
De beklagcommissie heeft het beklag op formele gronden gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 5,-. De beroepscommissie begrijpt het beroep zo, dat daarin wordt gesteld dat de tegemoetkoming van € 5,- niet voldoende is, omdat ook op inhoudelijke gronden het beklag gegrond had moeten worden verklaard. Met andere woorden: klager meent dat hem ten onrechte een ordemaatregel is opgelegd.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid heeft geoordeeld dat de directeur in redelijkheid en billijkheid heeft kunnen beslissen tot het opleggen van een ordemaatregel, en kan zich daarom verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 25 februari 2019.
secretaris voorzitter