Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/261/GA, 11 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-18/261/GA

 

betreft: [klager]            datum: 11 maart 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 februari 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen, en mevrouw […], juridisch medewerkster bij de locatie Sittard. Klager heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. de verdwijning van goederen van klager na een celinspectie (G-2018-000352);

b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde (G-2018-000500);

c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen aangaande het verrichten van onderzoek (G-2018-000580) en

d. (voor zover in beroep aan de orde) de verlenging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen in verband met de overplaatsing van klager (G-2018-000622).

 

De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b. en c. ongegrond verklaard en het beklag onder d. ten aanzien van de verlenging van de verlenging van de ordemaatregel ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – samengevat - als volgt toegelicht.

a. De uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager in beklag dient te worden bevestigd, nu sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Klager heeft immers geprobeerd het probleem eerst intern op te lossen. Meteen toen duidelijk was dat dit niet zou slagen, is hij in beklag gegaan.

Vaststaat dat het trainingspak wel is ingevoerd, maar niet is uitgevoerd. De bewijslast ligt derhalve bij de directie. De inrichting heeft de plicht te registreren om vast te kunnen stellen welke goederen de inrichting zijn binnengekomen. De goederen zijn echter niet nauwkeurig geregistreerd, hetgeen niet voor rekening van klager dient te komen. Ook heeft de directeur onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de celdeur van klager weer is gesloten na de celinspectie (vgl. RSJ 5 oktober 2009, 09/1713/GA en 09/1714/GA).

Ten aanzien van de vermissing van boodschappen na de celinspectie geldt dat klager nooit toestemming heeft gegeven levensmiddelen uit zijn koelkast te verwijderen. Uit het winkeloverzicht dat is bijgevoegd blijkt dat klager voor € 63,31 aan boodschappen heeft gekocht. De directeur moet verantwoordelijk worden geacht voor de verdwijning van de boodschappen uit de koelkast.

b. De directeur heeft toegezegd de disciplinaire straf bij goed gedrag na vijf dagen te beëindigen, maar dit is hij niet nagekomen. Deze toezegging weegt zwaar voor klager. Voorts is de opgelegde disciplinaire straf disproportioneel.

c. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Niet gebleken is dat het onderzoek concrete feiten en omstandigheden aan het licht heeft gebracht die in redelijkheid kunnen duiden op betrokkenheid van klager bij drugshandel dan wel die het eerder gerezen vermoeden kunnen hebben versterkt (vgl. RSJ 30 november 2015, 15/2084/GA). Voorts dient in de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel te worden opgenomen dat onderzoek wordt ingesteld en waaruit dat onderzoek zal bestaan. In het onderhavig geval wordt in het duister getast over het doel van het onderzoek. De duur van de ordemaatregel is disproportioneel.

d. Er bestond geen grond voor het verlengen van de ordemaatregel nu klagers betrokkenheid bij drugshandel in de inrichting niet is gebleken. Bij een verlenging moet een belangenafweging plaatsvinden, waarbij klager wordt gehoord en waarbij hetgeen door klager is aangevoerd in aanmerking dient te worden genomen. Nu onduidelijk is wat het onderzoek heeft opgeleverd, moet de bestreden beslissing als onredelijk worden aangemerkt.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. Primair dient klager alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag, nu geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.

Eigendommen worden geregistreerd op een eigendomsstaat. Als een bekend/luxe merk zichtbaar is op de buitenkant van de kleding, wordt ook een merknaam geregistreerd. Als geen merk wordt geregistreerd, wordt er vanuit gegaan dat het goed van een onbekend merk is. Ten aanzien van de boodschappen geldt dat klager voor een bedrag lager dan

€ 91,= heeft ingekocht en daarom is het niet aannemelijk dat voor dat bedrag aan boodschappen is verwijderd. Bovendien heeft klager toestemming gegeven voor het verwijderen van bederfelijke goederen uit zijn cel. In het algemeen geldt dat bederfelijke waren uit hygiëne-overwegingen indien nodig van cel worden verwijderd.

b. Het is gebruikelijk dat de directeur bij de oplegging van een disciplinaire straf toezegt de gedetineerde na enkele dagen te bezoeken in de strafcel. Indien een disciplinaire straf slechts gedeeltelijk ten uitvoer wordt gelegd, wordt dit opgenomen in de schriftelijke mededeling. De gestelde toezegging is niet gedaan en het is ook niet aannemelijk dat de toezegging is gedaan de disciplinaire straf na enkele dagen te beëindigen. De hoogte van de disciplinaire straf is niet disproportioneel, gelet op de omstandigheid dat klager de medegedetineerde heeft aangevallen terwijl deze stond te bellen in de telefooncel.

c. Aan klager zijn in de periode tussen december 2016 en oktober 2017 veertien disciplinaire straffen wegens druggerelateerde feiten opgelegd. Er moest derhalve zorgvuldig onderzoek worden verricht naar klagers betrokkenheid bij drugshandel in de inrichting waarbij verschillende mensen gehoord moesten worden. Klagers medegedetineerden waren pas bereid te praten toen bleek dat klager niet terug zou keren op de afdeling. Dat heeft blijkbaar veertien dagen geduurd. Er is geen onderzoeksverslag opgemaakt met een tijdlijn van de verrichte onderzoekhandelingen.

d. Gedurende het onderzoek naar klagers betrokkenheid bij de drugshandel in de inrichting, is de selectiefunctionaris aangeschreven met het verzoek klager over te plaatsen. Op 13 november 2017 kwam de beslissing van de selectiefunctionaris en op 14 november 2017 is klager overgeplaatst. In het kader van de orde en veiligheid in de inrichting kon klager die dag niet terugkeren naar de afdeling.

 

3.         De beoordeling

Onderdeel a (G-2018-000352)

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Onderdeel b (G-2018-000500)

Uit het schriftelijk verslag dat is opgemaakt naar aanleiding van het incident blijkt dat het rapporterend personeelslid heeft waargenomen dat klager een telefooncel inging en begon in te slaan op de medegedetineerde die zich in de telefooncel bevond. Klager heeft zich hiermee strafwaardig gedragen en aan hem kon daarom in redelijkheid een disciplinaire straf worden opgelegd. De opgelegde disciplinaire straf valt binnen de kaders van de landelijke sanctiekaart. Dat de directeur de toezegging heeft gedaan dat de disciplinaire straf bij goed gedrag na vijf dagen zou worden beëindigd, is onvoldoende aannemelijk geworden. De beroepscommissie zal het beroep - gelet op het voorgaande – ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

 

Onderdeel c (G-2018-000580)

Uit het dossier volgt dat klager veelvuldig betrokken is geweest bij druggerelateerde incidenten en daarvoor disciplinair is gestraft. Door de directeur is toegelicht dat naar aanleiding van deze incidenten is besloten onderzoek te verrichten naar klagers betrokkenheid bij drugshandel in de inrichting. Voornoemde omstandigheden vormen naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende reden voor de oplegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel.

De beroepscommissie stelt voorop dat een ordemaatregel niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is niet dan wel onvoldoende gebleken welk onderzoek is verricht naar klagers betrokkenheid bij de drugshandel in de inrichting en wanneer welke onderzoekhandelingen zijn verricht. Derhalve kan niet worden vastgesteld welke maatregelen de directeur heeft getroffen om de duur van de noodzaak om klager in afzondering te plaatsen zoveel mogelijk te beperken.

Door de directeur is toegelicht dat klagers medegedetineerden pas bereid waren te praten toen bleek dat klager niet terug zou keren op de afdeling en dat uit het onderzoek volgde dat zijn positie en rol op de afdeling zodanig was, dat hij in het kader van de orde en veiligheid ook niet kon terugkeren op de afdeling. Indien voornoemde omstandigheden grond vormde voor het laten voortduren van de ordemaatregel (na afronding van het onderzoek), had de directeur de titel op grond waarvan klager in de afzondering verbleef dienen te wijzigen. Nu dit niet is gebeurd, oordeelt de beroepscommissie dat klager ten minste zeven dagen op onjuiste titel in de afzondering heeft verbleven. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren voor zover klager langer dan zeven dagen in de afzondering heeft verbleven, in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,= (7 x € 10,=). De beroepscommissie zal het beroep voor het overige ongegrond verklaren.

Onderdeel d (G-2018-000622)

De ordemaatregel van plaatsing in afzondering is verlengd ‘in afwachting van klagers overplaatsing naar een andere inrichting’. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan dit argument, zonder nadere motivering, de bestreden beslissing ex artikel 23, eerste lid, van de Pbw, niet dragen en vormt dit argument op zichzelf geen titel voor de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel op grond van artikel 23, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, klager alsnog in zijn beklag ontvangen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de verlenging van de ordemaatregel een dag heeft geduurd bepaalt zij dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

 

4.         De uitspraak

a. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

b. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

c. De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de ordemaatregel langer heeft geduurd dan zeven dagen, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

d. De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 11 maart 2019.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven