nummer: R-18/1216/GA
betreft: [klager] datum: 11 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, gericht tegen een uitspraak van 29 juni 2018 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2019, gehouden in de p.i. Achterhoek te Zutphen, zijn gehoord klagers raadsman mr. J. Schepers en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden, bijgestaan door […], juridisch medewerker.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om klager over te plaatsen van het huis van bewaring (h.v.b.) naar de gevangenisafdeling (LW-2018-206).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 43,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat om de beslissing van de beklagcommissie dat selectie van klager had moeten plaatsvinden. De selectieprocedure duurt veel langer dan de schorsing van de voorlopige hechtenis. De officier van justitie heeft verzocht de schorsing terstond ten uitvoer te leggen. Dat is voordelig voor klager gelet op de lengte van de straf. De voordelen van een verblijf in de gevangenis in plaats van in het h.v.b. komen neer op twee dagen (extra) in de week een avondprogramma. Dat is het. Deze situatie komt vrij weinig voor. Deze keer was sprake van een bijzonder verzoek van klager als voorlopig gehechte en de rechtbank liet de tenuitvoerlegging van de schorsing over aan de officier van justitie. De officier van justitie heeft contact gehad met de p.i. en aangegeven geen bezwaar te hebben tegen onmiddellijke tenuitvoerlegging van de schorsing. De selectieprocedure neemt wel een maand in beslag in verband met het verzamelen van informatie en het formuleren van een advies aan de selectiefunctionaris. Bovendien is het de vraag of er wel plek is in de gevangenis. Die afweging heeft de directeur gemaakt naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie. Als het verzoek van de officier van justitie er niet had gelegen dan was de selectieprocedure opgestart. Maar dan had klager een langer strafrestant gehad. De vergelijking die de raadsman maakt met een strafoverplaatsing of een horizontale overplaatsing is appels met peren vergelijken. De selectieprocedure neemt enige tijd in beslag en het opstarten daarvan zou langer hebben geduurd dan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn voordelen voor klager om in de gevangenis te verblijven. Klager heeft zelf het verzoek gedaan tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Hij zat nog wel een aantal maanden voordat de strafzaak inhoudelijk zou worden behandeld. Hij heeft dan wel de voordelen van een gevangenisregime. De officier van justitie heeft er geen bezwaar tegen dat de schorsing meteen ten uitvoer wordt gelegd, maar het is geen vereiste. De directeur heeft niet bij de gedetineerde navraag gedaan. De duur van de selectieprocedure valt wel mee. In geval van strafoverplaatsing is de selectiebeslissing er ook zo. De meeste informatie was voorhanden en de aanvraag had snel gedaan kunnen worden. Dat had geen weken hoeven duren. Klager verbleef tot september 2018 in voorlopige hechtenis, dit speelde in mei 2018.
3. De beoordeling
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank Noord-Nederland, namens klager is verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis tijdelijk te schorsen ten behoeve van het uitzitten van de nog resterende onherroepelijk aan klager opgelegde gevangenisstraf van 26 dagen onder een ander parketnummer. De rechtbank heeft bij beslissing van 8 mei 2018 gehoor gegeven aan dit verzoek. De datum waarop de tijdelijke schorsing van de voorlopige hechtenis zou ingaan heeft de rechtbank in handen van de officier van justitie gelegd. De officier van justitie heeft in een e-mailbericht van 14 mei 2018 aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat dit nu gebeurt. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur hieruit kunnen begrijpen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis meteen ten uitvoer gelegd diende te worden. De voordelen voor klager om in het gevangenisregime te verblijven ten opzicht van het h.v.b. zijn minimaal, terwijl klager belang had bij tenuitvoerlegging van de nog openstaande gevangenisstraf. Gelet op de nadere toelichting van de directeur, acht de beroepscommissie aannemelijk dat het opstarten van de selectieprocedure langer zou duren. De beroepscommissie acht de beslissing van de directeur om klager de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in het h.v.b. te laten ondergaan en de selectiefunctionaris niet te vragen hem over te plaatsen naar de gevangenisafdeling, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 11 maart 2019
secretaris voorzitter