nummer: R-18/2054/GM
betreft: [klager] datum: 6 maart 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 oktober 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 februari 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. W.B.O. van Soest, en namens de inrichtingsarts, […], plaatsvervangend hoofd zorg. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 september 2018, betreft de afwijzing van klagers verzoek om een medisch matras.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Een week na binnenkomst in de inrichting heeft klager gevraagd om een medisch matras. Klager heeft vanwege zijn gezondheid een medisch matras nodig. In eerste instantie werd het matras niet verstrekt, omdat klager niet aan de eisen hiervoor voldeed. Klager zou minimaal 120 kg moeten wegen, later werd dit 140 kg. Op 6 september 2018 is de medische dienst hierop teruggekomen. Het heeft echter tot 12 oktober 2018 geduurd voordat klager het medisch matras ontving. Dit is te wijten aan de nalatigheid van de medische dienst. Om een medisch matras te krijgen, is het oordeel van de arts vereist. Deze arts was niet of nauwelijks te bereiken, waardoor de procedure enorme vertraging opliep. Klagers recht op goede zorg is daardoor ernstig tekortgeschoten.
Klager heeft reuma en pijnklachten aan zijn rug en schouder. Klager meent dat dit voldoende had moeten zijn hem een medisch matras te verstrekken. Hij kan niet geloven dat alleen het gewicht van belang is. Tevens meent klager dat de medische dienst had moeten motiveren waarom de situatie in de p.i. Lelystad anders is dan in voorgaande inrichtingen.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 20 augustus 2018 geplaatst in de p.i. Lelystad en heeft op 27 augustus 2018 bij de medische dienst verzocht om een medisch matras. Er is informatie uit het Slotervaartziekenhuis opgevraagd. Op 31 augustus 2018 heeft klager op basis van zijn gewicht (113 kg) opnieuw om een medisch matras verzocht. Klager is medegedeeld dat hij op basis van zijn gewicht hiervoor niet in aanmerking komt. Matrassen in de gevangenis zijn geschikt voor personen tot 120 kg. In een brief aan klager waarin hem uitleg is gegeven is abusievelijk een gewicht van 140 kg genoemd. Vanwege de pijnklachten is toch besloten een matras te verstrekken. Dit is op 2 oktober 2018 geleverd. In eerdere rapportages is geen informatie gevonden over de noodzaak voor een medisch matras.
Bij de leverancier is navraag gedaan tot welk gewicht het matras kan worden gebruikt, dit is 120 kg. Boven dit gewicht kunnen de matrassen het volgens de leverancier niet aan en zal een dikker matras worden verstrekt. De medische dienst heeft volgens de regels gehandeld. Alleen het gewicht is bepalend. Er is geen sprake van een medisch matras zoals bijvoorbeeld een anti-decubitus matras. De inrichtingsarts heeft gezegd geen bezwaar te hebben tegen het verstrekken van het matras aan klager. In het medisch dossier staat niet dat klager een medisch matras moet krijgen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat naar haar oordeel een medisch matras niet bestaat. Er bestaat geen consensus over welke kenmerken een matras moet hebben om het predikaat “medisch” te verkrijgen. Hoogstens kan worden gesproken van een niet-standaard of aangepast matras waarvoor gekozen kan worden in gevallen waarin men in verband met aanhoudende klachten met een standaard matras niet uitkomt.
In onderhavige casus hanteert de medische dienst op basis van informatie van de leverancier van de matrassen een criterium van een maximaal gewicht van 120 kg, waarboven een gedetineerde in aanmerking komt voor een aangepast matras. Uit het medisch dossier blijkt dat na de eerste weigering klager een aangepast matras te verstrekken, op 6 september 2018 de inrichtingsarts heeft gesteld hiertegen geen bezwaar te hebben. Op 1 oktober 2018 is bij Vegro een aangepast matras besteld, die op 2 oktober 2018 is afgeleverd. Klager stelt dat hij het matras op 12 oktober 2018 heeft ontvangen.
De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts niet alleen heeft mogen uitgaan van het door de leverancier geadviseerde gewichtscriterium. Klager was bekend met reumatische klachten en heeft al eerder een aangepast matras gekregen. Het had in de rede gelegen dat de medische dienst nader was ingegaan op de specifieke gezondheidsklachten van klager. Zeker, nu klager later alsnog in aanmerking kon komen voor een aangepast matras, moet worden geoordeeld dat de medische dienst niet voortvarend genoeg is geweest. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen en stelt deze vast op € 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Lelystad toekomende tegemoetkoming op € 25,=-.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 6 maart 2019
secretaris voorzitter