Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1878/GA, 18 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-18/1878/GA

betreft: [klager]            datum: 18 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter  bij de p.i. Nieuwegein, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.     Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord mevrouw […], juridisch medewerker bij de p.i. Nieuwegein. Als toehoorder was aanwezig de heer […], stagiair bij voormelde inrichting. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager (reeds voor de tweede keer) zijn boodschappen niet geleverd heeft gekregen (NM-2018-729).         De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De landelijke winkel in de p.i. Vught heeft geen winkellijst van klager ontvangen. Als gevolg daarvan heeft klager geen boodschappen ontvangen. Er is ook geen geld van zijn rekening-courant afgeschreven. Alle winkellijsten zijn vanuit de p.i. Nieuwegein naar de landelijke winkel verzonden, er is geen winkellijst van klager – noch een andere winkellijst – achtergebleven en er zijn geen andere klachten ontvangen. Niet aannemelijk is daarom dat de fout bij de p.i. Nieuwegein ligt. Daarover bestaat (ook bij klager) geen twijfel. De winkel heeft de boodschappen van klager niet alsnog willen naleveren. Klager heeft twee weken geen boodschappen ontvangen, maar dat is een eenmalige gebeurtenis en levert op zichzelf nog geen schending van de inspanningsverplichting op. De bestellingen zijn sindsdien goed verlopen. De beroepscommissie heeft (onder meer in RSJ 8 augustus 2017, 17/382/GA, en RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA) overwogen dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat leveringen vanuit de landelijke winkel op adequate wijze door diens personeel worden uitgevoerd. Dat zou betekenen dat de directeur van de p.i. Nieuwegein zeggenschap heeft over een adequate uitvoering door het personeel van de landelijke winkel in de p.i. Vught, maar dit is een misvatting. Enkel de directeur die de landelijke winkel onder zijn beheer heeft, heeft zeggenschap over hoe de winkel wordt gerund en over het personeel aldaar. De directeur van de p.i. Nieuwegein kan enkel inspanningen verrichten om de kwaliteit van de dienstverlening en tijdige leveringen bespreekbaar te maken. Dat wordt ook veelvuldig gedaan. Voorts dient de inrichting klachten in via de klachtenprocedure om uit te zoeken wat aan de hand is. Toen was gebleken dat klager zijn boodschappen niet had ontvangen, omdat zijn winkellijst niet door de winkel was ontvangen, heeft de p.i. Nieuwegein onmiddellijk contact met de winkel opgenomen en gevraagd klagers boodschappen na te leveren. De winkel heeft daarop te kennen gegeven conform landelijke afspraken geen boodschappen meer na te leveren. Het personeel van de p.i. Nieuwegein is niet zelf naar een supermarkt gegaan om klagers boodschappen alsnog aan te schaffen. Het is niet mogelijk dat voor elk product dat niet (volledig) door de winkel wordt geleverd, te doen. Als dat van het personeel van de p.i. Nieuwegein wordt verwacht, zal bij het hoofdkantoor om middelen moeten worden gevraagd. Op dit moment ontbreken het geld en de middelen om (alle) niet geleverde boodschappen zelf bij een plaatselijke supermarkt alsnog te halen. In het begin zijn er veel problemen met de landelijke winkel geweest. De directie van de p.i. Nieuwegein is vaak met de winkel in gesprek gegaan en heeft korte lijnen met de winkel. Voorts heeft de directie van de p.i. Nieuwegein hierover regelmatig overleg met directies van andere penitentiaire inrichtingen. Indien de landelijke winkel zijn fout erkent, zorgt de winkel zelf dat de gedetineerde wordt gecompenseerd. Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 44, vijfde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor het stellen van regels omtrent de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die welke door de directeur ter beschikking worden gesteld. In artikel 3.7 van de huisregels van de p.i. Nieuwegein is bepaald dat gedetineerden wekelijks door middel van bestellijsten een beperkt assortiment artikelen kunnen aanschaffen. Mits de gedetineerde voldoende saldo op zijn rekening-courant heeft, kan hij tot maximaal € 100,= per week aan artikelen aanschaffen. Dat bedrag is exclusief de bestellingen op de maandlijst. Twee keer per maand kunnen gedetineerden artikelen bestellen van de maandlijst. Op deze lijst staan uiteenlopende drogisterij- of non-food-artikelen. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen in onder meer RSJ 8 augustus 2017, 17/382/GA, dient de directeur op grond van voormelde bepaling ervoor zorg te dragen dat leveringen vanuit de landelijke inrichtingswinkel op adequate wijze door het personeel worden uitgevoerd. Daaronder verstaat de beroepscommissie ook het tijdig leveren van de bestelde artikelen. Over het niet of niet goed uitvoeren van leveringen vanuit de landelijke inrichtingswinkel kan overeenkomstig artikel 60, eerste lid, van de Pbw worden geklaagd bij de beklagcommissie. Het bestaan van de mogelijkheid bij de landelijke winkel te klagen doet aan de ontvankelijkheid van klager in diens klacht niet af, nu deze procedure niet met enige waarborg is omkleed. Onweersproken is dat klager een winkellijst (conform de huisregels: een maandlijst) heeft ingediend en dat de p.i. Nieuwegein deze naar de landelijke inrichtingswinkel in de p.i. Vught heeft verzonden. De winkel heeft evenwel geen winkellijst van klager ontvangen en als gevolg daarvan de bestelde artikelen niet geleverd. De vraag die dient te worden beantwoord, is of de directeur in het onderhavige geval voldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht. De directeur heeft, nadat was gebleken dat klager zijn bestelde artikelen niet geleverd had gekregen, omdat de winkel zijn winkellijst niet had ontvangen, contact met de landelijke winkel opgenomen en verzocht de door klager bestelde artikelen alsnog na te leveren. Daaraan heeft de winkel geen gehoor gegeven. Voorts is de directie van de p.i. Nieuwegein veelvuldig met de winkel het gesprek aangegaan, heeft de directie klachten via de klachtenprocedure bij de winkel ingediend, heeft de directie korte lijnen met de winkel en vindt regelmatig overleg en afstemming over leveringen door de landelijke winkel met directies van andere penitentiaire inrichtingen plaats. Gelet op deze omstandigheden had in het onderhavige geval redelijkerwijs niet meer van de directeur kunnen worden verwacht en heeft de directeur er alles aan gedaan om te bewerkstelligen dat de bestelde artikelen alsnog aan klager zouden worden geleverd. De directeur heeft in de gegeven omstandigheden dan ook voldoende invulling aan zijn zorgplicht gegeven. Daarbij is mede van belang dat in de inrichting in de primaire levensbehoeften van gedetineerden wordt voorzien en dat de landelijke winkel voornamelijk in luxe en meer specifieke artikelen voorziet. Zodoende kan vanuit de inrichting een redelijk alternatief worden geboden, indien boodschappen niet, niet volledig of niet deugdelijk worden geleverd. De zorgplicht van de directeur strekt niet zo ver dat deze een algemene verplichting behelst immer niet, niet volledig of niet deugdelijk door de landelijke winkel geleverde artikelen bij een (plaatselijke) supermarkt of anderszins alsnog aan te schaffen. Afhankelijk van de gegeven omstandigheden en indien aantoonbare schade voor de gedetineerde is te voorzien, kan dit evenwel niettemin aangewezen en geboden zijn. De wijze waarop de directeur invulling dient te geven aan zijn zorgplicht, is dan ook steeds van de individuele en specifieke omstandigheden van het geval afhankelijk. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het beroep van de directeur – nu in het onderhavige geval voldoende invulling aan de zorgplicht is gegeven – gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 18 februari 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven