Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1639/GA, 15 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1639/GA

betreft: [Klager]           datum: 15 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 augustus 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de eerdergenoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft – voor zover aan de orde in beroep – een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte ingaande 2 november 2018 vanwege het bezit van drugs en het inloggen op Facebook via de skypemodule (VU 2017/002019 en VU 2017/002023). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft meegewerkt aan het onderzoek en hij heeft gedemonstreerd hoe hij via Skype heeft kunnen inloggen op Facebook. Klager stelt dat aan hem is toegezegd dat hem geen disciplinaire straf zou worden opgelegd aangezien klager heeft geholpen bij het in de toekomst onmogelijk maken van het “op deze manier” inloggen op Facebook. Door hem desalniettemin een disciplinaire straf op te leggen is sprake van schending van het vertrouwensbeginsel. Bovendien voldoet de beslissing van de directeur niet aan de eisen als gesteld in artikel 58, eerste lid Pbw nu de datum van uitreiking en de ondertekening ontbreekt. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Aan klager is nooit de toezegging gedaan dat hij geen disciplinaire straf opgelegd zou krijgen. Klager is niet enkel disciplinair gestraft voor het inloggen op Facebook, ook de aangetroffen softdrugs was reden voor oplegging van een disciplinaire straf. De beslissing van de disciplinaire straf voldoet aan de eisen als gesteld in artikel 58, eerste lid, Pbw. De directeur verwijst daarbij naar bijlage 4 van het verweer.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake zou zijn van een toezegging dat aan klager geen disciplinaire maatregel zou worden opgelegd. Aldus is evenmin gebleken van strijd met het vertrouwensbeginsel. Ten aanzien van de in beroep gestelde vormverzuimen die zouden kleven aan de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de zich in de stukken bevindende beslissing leidt de beroepscommissie af dat deze voldoet aan het gestelde in artikel 58 lid 1 Pbw. De handtekening en datum van uitreiking staan vermeld op de tweede pagina. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover aan de orde in beroep, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, J. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 15 februari 2019.

 

             

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven