Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1576/TB, 6 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/1576/TB

betreft: [klager] datum: 6 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. ing. M.J. Jansma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 23 augustus 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen de Minister, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.J. Jansma om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht of FPC Oostvaarderskliniek te Almere afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 3 februari 2017 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Bij brief van 21 augustus 2018 heeft klager verzocht om overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek of FPC Oostvaarderskliniek. De Minister heeft dit verzoek bij beslissing van 23 augustus 2018 afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager betwist dat hij ongewenst zou zijn verklaard. In elk geval is dit dan niet op een juiste wijze bekendgemaakt waardoor die beslissing niet rechtsgeldig, dan wel onrechtmatig is. Klager wil overgeplaatst worden naar één van de genoemde tbs-inrichtingen nu hij gedurende zijn behandeling veel steun ervaart van rabbijn H., geestelijk verzorger in dienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De bezoekfrequentie van de rabbijn, die als standplaats Utrecht heeft, kan worden verhoogd als klager wordt overgeplaatst. Voorts zou een overplaatsing familiebezoek mogelijk maken. Zijn dichtstbijzijnde familie woont in Brussel. Utrecht en Almere zijn voor zijn familie eenvoudiger te bereiken dan  Groningen. Klager wenst tevens overgeplaatst te worden omdat zijn motivatie om mee te werken aan zijn behandeling bij een overplaatsing alleen maar groter zal worden. Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager is bij beschikking van 21 juni 2018 ongewenst verklaard waarbij zijn verblijfrecht is beëindigd. Een beroep tegen deze beslissing heeft geen schorsende werking. Zolang deze beschikking er ligt, dient klager zich voor te bereiden op terugkeer naar het land van herkomst. Klager is in het kader van deze voorbereiding geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag, welke inrichting samen met FPC Veldzicht is aangewezen voor de opname en de behandeling van vreemdelingen. Dit volgt uit het Beleidskader plaatsing TBS dwang 2016. Alleen uitzonderlijke omstandigheden zouden afwijking van dit plaatsingsbeleid kunnen rechtvaardigen, zie RSJ 18 oktober 2017, 17/2495/TB. De door klager aangevoerde omstandigheden kwalificeren niet als dergelijke omstandigheden. Het verzoek is terecht afgewezen.

4.         De beoordeling

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder, op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 2016 (hierna: het Beleidskader) is dat de verpleegde geplaatst wordt in een kliniek binnen de eigen regio, tenzij sprake is van een contra-indicatie. Een van die contra-indicaties vormt de bijzondere doelgroep vreemdelingen. In het Beleidskader is omtrent vreemdelingen onder meer het volgende bepaald:

“Indien een TBS-gestelde geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft (of dreigt te krijgen) zal deze, afhankelijk van de beschikbare plaatsen, in FPC Veldzicht dan wel in FPC Van Mesdag geplaatst worden ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst.” De Minister heeft zijn bestreden beslissing gebaseerd op de beschikking van de IND van 21 juni 2018 waarbij klagers verblijfrecht is beëindigd en klager ongewenst is verklaard. Gesteld wordt dat klager deze beschikking betwist. Evenals verweerder ziet de beroepscommissie hierin geen argument dat tot heroverweging leidt nu een eventueel beroep tegen deze beschikking geen schorsende werking heeft. In hetgeen verder namens klager naar voren is gebracht: de rabbijn die hem bezoekt heeft als standplaats Utrecht, klagers familie kan hem gemakkelijker bezoeken in Utrecht of Almere en zijn motivatie om mee te werken aan behandeling zal groter worden als hij wordt overgeplaatst, ziet de beroepscommissie geen uitzonderlijke omstandigheden die tot afwijking van beleid zouden dienen te leiden. Ook zijn er geen behandelinhoudelijke argumenten aangevoerd die tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek of naar FPC Oostvaarderskliniek noodzaken. Gelet op het bovenstaande is de afwijzing van klagers verzoek niet in strijd met de wet en kan deze met afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 februari 2019.   

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven