nummer: R-18/1049/GA
betreft: [Klager] datum: 28 januari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. Duin, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 mei 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van eerdergenoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid, met ingang van 9 februari 2018, wegens het zich onttrekken aan toezicht, het niet opvolgen van instructies van het personeel en verbale agressie (Ta 2018-000141). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager heeft zijn raadsman in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit het schriftelijk verslag dat ten grondslag ligt aan de disciplinaire straf wordt op geen enkele wijze gesproken van verbale agressie. Uit de stukken kan niet anders worden opgemaakt dan dat klager meermalen op de arbeid de opdracht heeft gekregen aan het werk te gaan. Hoezeer dit ook door de directeur als het onttrekken aan toezicht en het niet opvolgen van instructie wordt aangemerkt, is het niet voor niets dat de Landelijke Sanctiekaart 2016 een aparte vermelding maakt voor het weigeren van arbeid. De Landelijke Sanctiekaart 2016 schrijft voor werkweigering maximaal 2 dagen eigen cel voor. De directeur heeft met het opleggen van de disciplinaire straf ongemotiveerd afgeweken van de Landelijke Sanctiekaart. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit het schriftelijk verslag van 8 februari 2018 blijkt voldoende dat sprake is geweest van een agressieve dan wel intimiderende toon. Klager sprak de medewerker aan met “wat is je probleem”, liep weg wanneer de medewerker met hem in gesprek wilde gaan en sprak hem meermaals toe met “ben je klaar”. Uit het verslag blijkt dat de betreffende medewerker heeft aangegeven dat hij niet op een dergelijke toon aangesproken wenste te worden.
3. De beoordeling
Namens klager heeft zijn raadsvrouw verzocht klager in de gelegenheid te stellen zijn beroepschrift en de gronden van zijn beroep toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, aangezien zij zich voldoende ingelicht acht. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag beslist. Het moge zo zijn dat in het schriftelijk verslag niet expliciet staat vermeld dat sprake is geweest van verbale agressie, de feiten en omstandigheden zoals in het schriftelijk verslag zijn weergegeven, rechtvaardigen een straf zoals die is opgelegd. Daarbij merkt de beroepscommissie nog op dat de directeur het gedrag van klager heeft kunnen aanmerken als onttrekking aan toezicht, aangezien van expliciete werkweigering geen sprake is, en het niet opvolgen van instructies gegeven door de medewerker. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 28 januari 2019.
secretaris voorzitter