Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/580/GA, 1 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/580/GA

betreft: [klager]            datum: 1 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift , ingediend door mr. R.T. Schrama, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.     

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 november 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. R.T. Schrama en de heer […] namens de directie van het CTP Veldzicht. Klager heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft

a. een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel ingaande op 15 december 2017 om 22:00 uur (VP-2017-170) en
b. het toepassen van geweld bij het afzonderen van klager (VP-2017-171).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. Op 14 december 2017 is klager na een reis van ruim vier uren aangekomen in het CTP Veldzicht en vrijwel direct na aankomst geplaatst in een afzonderingscel. Hij betwist dat hij onder invloed was van drugs dan wel andere verdovende middelen. Onderliggende stukken waaruit het tegendeel zou blijken ontbreken. Ook ontbreekt een door of namens de directeur genomen beslissing, waardoor niet is na te gaan of enige noodzaak bestond tot plaatsing in een afzonderingscel. Het heeft er alle schijn van dat de beslissing enkel vanuit doelmatigheidsoverwegingen is genomen. Er was immers op het moment van binnenkomst geen personeel meer beschikbaar. Het was echter al enige tijd duidelijk dat hij vanuit het politiebureau overgebracht zou worden naar het CTP Veldzicht. Hierop had geanticipeerd moeten worden. Hiermee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 24 van de Pbw. De beslissing tot het toepassen van cameratoezicht voldoet voorts niet aan de vereisten in artikel 24a van de Pbw, nu voorafgaand aan de beslissing geen gedragsdeskundige of inrichtingsarts is geraadpleegd.

b. Bij de plaatsing in de afzonderingscel heeft een zestal bewaarders geweld gebruikt jegens klager. Uiteindelijk is klager naakt ingesloten in de afzonderingscel. Namens de directeur is als volgt gereageerd. In het geval van klager was sprake van een uitzonderlijke situatie, omdat hij pas om 21:00 uur aankwam bij de inrichting en de nachtdienst al was begonnen. Bij binnenkomst reageerde klager verward en ontregeld. Op de cellen op de afdelingen zijn onvoldoende controlemogelijkheden, waarop is besloten om klager in een afzonderingscel te plaatsen. De psychiater is betrokken geweest bij de beslissing tot het toepassen van cameratoezicht.

3.         De beoordeling

a. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw, in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde voor de duur van ten hoogste twee weken in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Op grond van artikel 24a van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in. Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid onder c van de Pbw dient een schriftelijke mededeling van een afzonderingsmaatregel onverwijld aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Uitgangspunt daarbij is dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. Op grond van artikel 5, vierde lid onder c van de Pbw is de beslissing tot oplegging en verlenging van een afzonderingsmaatregel voorbehouden aan de directeur. De beroepscommissie stelt vast dat is gehandeld in strijd met voornoemde wettelijke bepalingen. De beslissing tot plaatsing in afzondering is genomen door het daartoe niet bevoegde afdelingshoofd en is door hem  ondertekend. Daarbij vermeldt de beslissing de toepassing van het cameratoezicht niet en kan hieruit niet worden afgeleid dat voorafgaand aan de beslissing een gedragsdeskundige of een inrichtingsarts om advies is gevraagd. In de beslissing staat bovendien niet vermeld voor welke duur de maatregel is opgelegd en wanneer deze aan klager is uitgereikt. Nu aan de bestreden beslissing formele gebreken kleven wordt het beroep gegrond verklaard en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaard. De beroepscommissie stelt vast dat klager een dag in de afzonderingscel heeft verbleven en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van na te noemen hoogte. De bestreden beslissing kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid worden genomen. Hiertoe overweegt zij dat klager bij binnenkomst in de inrichting een verwarde en ontregelde indruk maakte. Omdat het personeel zich zorgen maakte om klagers veiligheid en gezondheid, is besloten tot de oplegging van een ordemaatregel met cameratoezicht. De beroepscommissie verklaart het beroep van klager in zoverre ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

b. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

a. De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover aan de bestreden beslissing formele gebreken kleven. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toekomt. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

b. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 februari 2019.

 

                      secretaris                                                       voorzitter

 

 

 

Naar boven