Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/980/TA, 19 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

nummer:          R-18/980TA

betreft: [klager]            datum: 19 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 april 2018 van de beklagcommissie bij FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van de inrichting […] en […], juristen. 

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de beslissing van 7 januari 2018 tot toezicht op bezoek van klagers bezoekster De L. gedurende vier weken, wegens het aanslaan van de drugshond bij deze bezoekster  (PN 2018/002).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Gelet op de huisregels kan klager begrijpen dat na het aanslaan van de drugshond bij zijn bezoekster op 7 januari 2018 bezoek is geweigerd. Klager wil wel benadrukken dat zijn bezoekster geen contrabande bij zich had. De drugshond is op 7 januari 2018 bij meerdere bezoekers aangeslagen. Nu klagers bezoekster en die bezoekers in dezelfde ruimte kunnen hebben gezeten, kan klagers bezoekster in aanraking zijn geweest met bezoek dat wel drugs bij zich had.

Het gaat klager er om dat hem vervolgens ten onrechte bezoek onder toezicht voor automatisch de duur van vier weken is opgelegd. De toezichtmaatregel staat niet in de huisregels vermeld. Wel staat daarin dat een gesprek moet plaatsvinden, maar dat is niet direct opgepakt. Niet is gemotiveerd waarom de toezichtmaatregel in klagers geval vier weken moest duren. De beklagcommissie is van mening dat dit wel had gemoeten, maar verklaart het beklag ongegrond. De inrichting zegt dat de toezichtmaatregel wekelijks is geëvalueerd, maar de eindevaluatie heeft pas na vier weken plaatsgevonden. In die zin zijn wekelijkse evaluaties zinloos en is op voorhand in klagers geval bepaald dat het toezicht ondanks een gesprek, ondanks goed verloop van het bezoek of wekelijkse evaluaties, het toezicht voor vier weken zou worden uitgeoefend. Daarmee is de toezichtmaatregel automatisch voor die duur opgelegd, hetgeen door klager als een disproportionele sanctie wordt gezien.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De duur van de toezichtmaatregel is niet in de huisregels opgenomen, omdat die duur niet standaard wordt bepaald maar per geval wordt bekeken. In klagers geval is de duur op de maximale wettelijke termijn van vier weken bepaald, heeft wekelijks evaluatie op de duur plaatsgevonden maar heeft de maatregel ook vier weken geduurd. Klager stelt dat de drugshond zich heeft vergist, maar er is een duidelijk geurspoor aanwezig als een drugshond bij een bezoeker gaat zitten. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat de drugshond bij klagers bezoekster is gaan zitten omdat zij in contact zou zijn geweest met andere bezoekers die drugs bij zich hadden. Overigens is recent de drugshond opnieuw bij klagers bezoek gaan zitten.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is wat betreft de duur van de toezichtmaatregel in aanmerking genomen dat ook in beroep niet aannemelijk is geworden dat de toezichtmaatregel in klagers geval standaard met een termijn van vier weken is opgelegd. Voldoende aannemelijk is dat de maatregel met de maximale wettelijke termijn van vier weken is opgelegd, maar wekelijks evaluatie van de maatregel en de duur daarvan heeft plaatsgevonden op grond waarvan de  maatregel na eindevaluatie uiteindelijk na vier weken kon worden opgeheven.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A. van Holten en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 februari 2019.

 

                         

           

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven