Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1723/JB, 14 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-18/1723/JB

Betreft:            [klager]            datum: 14 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. Y. Karga, namens […], geboren op […] 1997, verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 30 augustus 2018 van de selectiefunctionaris (hierna: verweerder), alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 januari 2019, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn gehoord de raadsvrouw mr. Y. Karga, en de selectiefunctionaris[…].

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De bestreden beslissing

Verweerder heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de Individuele Trajectafdeling (hierna: ITA) van j.j.i Het Keerpunt te Cadier en Keer ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 24 maart 2014 (onder meer) de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Op 21 juni 2018 heeft de directeur van r.j.j.i. De Hunnerberg te Nijmegen verzocht klager over te plaatsen naar een ITA. Op 26 juni 2018 heeft de ITA-adviescommissie positief geadviseerd ten aanzien van de overplaatsing naar een ITA. Op 28 juni 2018 is besloten klager over te plaatsen naar de ITA van Het Keerpunt, waar klager inmiddels is geplaatst.   

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Er is niet voldaan aan de criteria voor plaatsing op een ITA. Klager wordt langer dan drie jaar behandeld in het kader van de opgelegde p.i.j.-maatregel. Niet eerder is gebleken van enige groepsongeschiktheid. Uit de beslissing op bezwaar kan worden opgemaakt dat de plaatsing van klager op de ITA in de kern terug te voeren is op een geweldsincident in De Hunnerberg. Er wordt totaal voorbij gegaan aan het feit dat klager ontkent geweld te hebben gebruikt en dat niet is komen vast te staan dat hij geweld heeft gebruikt. Klager kan zich niet verweren als gebeurtenissen die niet zijn komen vast te staan, worden gepresenteerd als feiten. Bovendien wordt door verweerder in de beslissing op bezwaar een reactie vanuit De Hunnerberg opgenomen, waarin nieuwe feiten en omstandigheden worden aangevoerd. Genoemd wordt de dynamiek waarin klager op stiekeme en instrumentele wijze (dreiging met) agressie zou inzetten en voortdurend zijn aandeel zou ontkennen. Er worden echter geen voorbeelden genoemd, en er wordt geen bewijs geleverd. Sprekend vindt klager het voorbeeld dat opgenomen is dat hij mogelijk andere jongens heeft afgeperst, omdat klager spullen zou hebben willen meenemen die niet van hem waren bij vertrek in verband met zijn TVE (tijdelijk verblijf elders). Een ernstige beschuldiging, die wederom niet wordt onderbouwd. Zelfs het geweldsincident waar klager duidelijk slachtoffer was, wordt nog aangehaald om klager in de agressiesfeer te houden. Er wordt volgens klager gezocht naar argumenten om de plaatsing te rechtvaardigen.

Niet gebleken is uit welke rapportages blijkt dat behandeling binnen een reguliere setting niet meer mogelijk is. Dit wordt door klager ook betwist. Klager is van mening dat er geen sprake is van groepsongeschiktheid of een behandelimpasse. In tegendeel; uit het verlengingsadvies van 25 september 2017 blijkt dat sprake is van een weliswaar voorzichtige, maar positieve ontwikkeling. Klager heeft geen extra individuele begeleiding nodig. Bovendien is niet onderbouwd dat de gestelde behoefte aan extra individuele begeleiding het gevolg is van een persoonlijkheidsstoornis. De rapportages zijn oud en kunnen die conclusie niet dragen. De plaatsing op een ITA is een te zware maatregel voor klager. Bij een verlengingszitting van de p.i.j.-maatregel is onlangs besproken dat het kernprobleem van klager blowen is. Klager is nu drie maanden gestopt met blowen en dat is de reden dat het nu beter gaat met klager, niet de plaatsing op de ITA.  

Verweerder heeft inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.

Klager voldoet aan de criteria voor een plaatsing op een ITA. In de aanvraag voor plaatsing aldaar wordt bij de beschrijving van het actuele persoonlijkheidsbeeld gewezen op het psychologisch onderzoek van 6 oktober 2017. De conclusies uit dit rapport zijn zonder meer actueel. In de aanvraag staan nauwkeurig de redenen voor plaatsing op een ITA omschreven.

Ten aanzien van de stelling dat niet zou zijn gebleken dat klager groepsongeschikt zou zijn, kan worden opgemerkt dat klager blijkens de stukken gefocust is op bevrediging van zijn behoeften op korte termijn en dat hij daarbij voorbij gaat aan de grenzen van anderen. Klager komt herhaaldelijk in conflict met anderen en er is sprake van een duidelijk patroon van (dreiging met) geweld en niet conformerend gedrag ten aanzien van de in de inrichting geldende regels. Door klagers verblijf op de groep stagneert niet alleen zijn eigen behandeling, maar ook die van de andere jongeren met wie hij op de groep verblijft.

Navraag heeft opgeleverd dat klager op de ITA voor de nodige onrust zorgt en dat hij extra sturing en begeleiding nodig heeft. Positief te noemen is dat klager wel stappen maakt in zijn behandeling. De plaatsing op de ITA is in het belang van klager geweest.

 

4.         De beoordeling

Op grond van artikel 22c, tweede lid, kan een jeugdige op een individuele trajectafdeling worden geplaatst indien: 

a) de jeugdige extra individuele begeleiding behoeft,
b) de behoefte aan extra individuele begeleiding het gevolg is van een persoonlijkheidsstoornis en
c) de jeugdige ten gevolge van het gestelde onder a en b niet in een inrichting kan verblijven met een regime als bedoeld in artikel 22 Bjj.

De selectiefunctionaris kan op grond van artikel 12, zevende lid Bjj besluiten een jeugdige te plaatsen op een ITA als bedoeld in artikel 22c van de Bjj, na daarover advies te hebben ingewonnen van de adviescommissie.

In de aanvraag plaatsing op de ITA staat vermeld dat de aanleiding om klager aan te melden is gelegen in forse interactieproblemen met groepsgenoten, waarbij ontwrichting in het groepsproces ontstaat. Als directe aanleiding wordt genoemd het tweemaal veertien dagen TVE in een andere j.j.i. (Juvaid), waarbij de reden voor TVE betrokkenheid bij een vermoedelijke vechtpartij tussen klager en een groepsgenoot was. In Juvaid is het tijdens de eerste twee weken tot een conflict gekomen, waarbij klager in elkaar is geslagen. De Hunnerberg had daarnaast signalen opgevangen dat klager een wraakactie aan het plannen zou zijn jegens de jongeren die hem zouden hebben belaagd. In december 2017 is een aanmelding voor de ITA overwogen, maar omdat klager gemotiveerd aangaf nog één kans te willen, is hem deze op dat moment geboden. De interactieproblemen tussen klager en zijn groepsgenoten zijn niet afgenomen. Er vinden telkens incidenten plaats. Zowel klager als zijn groepsgenoten profiteren daardoor niet langer van elkaars aanwezigheid.

Blijkens het in de aanvraag genoemde onderzoeksrapport van 6 oktober 2017 komt de psycholoog tot de conclusie dat bij klager sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Bovendien wordt overwogen dat de afgelopen drieënhalf jaar p.i.j.-maatregel, ondanks zeer duidelijke structuur, begrenzing en verschillende ingezette behandelingen op verschillende ontwikkelingsgebieden, er weinig toe heeft bijgedragen dat klager zich positief heeft ontwikkeld. De onderzoeker merkt op dat de nodige voorzichtigheid met betrekking tot gestelde diagnoses moet worden betracht, omdat klager beperkt coöperatief was en rekening moet worden gehouden met zijn jonge leeftijd.   

In de aanvraag staat vermeld dat klager gedurende de looptijd van zijn p.i.j.-maatregel drie keer is overgeplaatst naar een andere inrichting en vier keer een TVE heeft ondergaan. De eerste overplaatsing betrof een overplaatsing in verband met sluiting van een inrichting, de tweede en derde keer was er sprake van een overplaatsing wegens agressie, dreiging met agressie en/of vermoedens van het onder druk zetten van andere jongeren. Zijn

tijdelijke overplaatsingen hadden allemaal te maken met (dreiging of vermoeden van gebruik van) geweld en/of druk zetten richting groepsgenoten.

Klager heeft volgens de inrichting telkens goede voornemens, maar het lukt hem niet de voornemens vol te houden. Positief is dat klager zich inzet voor geïndiceerde interventies (dramatherapie en cognitieve gedragstherapie). Hij stelt zich daar kwetsbaar en leerbaar op. Tot een echte gedragsverandering komt het echter maar minimaal.

De beroepscommissie acht op grond van de stukken en het behandelde ter zitting voldoende aannemelijk dat aan de wettelijke voorwaarden en de criteria voor plaatsing van klager op de ITA is voldaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan uit de stukken worden afgeleid dat klager vanwege zijn gedrag als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis behoefte heeft aan extra individuele begeleiding. Gezien het aantal incidenten waarbij klager blijkens de stukken betrokken is geweest in de afgelopen jaren is voldoende aannemelijk dat klager een groepsontwrichtende werking heeft gehad.

In het licht van het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat een ITA-plaatsing van klager aangewezen was om te proberen tot een passende behandeling van klager te komen, omdat een dergelijke behandeling in een reguliere j.j.i. niet langer tot de mogelijkheden behoorde. Gelet op het voorgaande kan het besluit van de selectiefunctionaris om conform het advies van de ITA-adviescommissie de plaatsingsbeslissing ITA te nemen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. A. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 14 februari 2019

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven