Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/946/TA, 12 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/946/TA

betreft: [klager]            datum: 12 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2018 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […] en […], beiden (staf)jurist.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de wijze van uitvoering van het Protocol urineonderzoek (bijlage 7 bij de huisregels) op 3 januari 2018 (RV-2018-25).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De beklagcommissie heeft het beklag ten onrechte gegrond verklaard. Het is niet werkbaar en ook niet wenselijk dat het Protocol urineonderzoek zou moeten worden aangepast op iedere mogelijke uitzondering betreffende het niet kunnen urineren. De wet- en regelgeving vereisen dit niet, maar slechts dat als een betrokkene bij een urinecontrole om welke reden dan ook niet kan urineren hem vier uur de gelegenheid wordt gegeven alsnog urine te produceren. Verder kan het zich moeten ontlasten wel als een probleem van fysieke aard worden aangemerkt, maar niet als een bijzondere medische omstandigheid als bedoeld in de toelichting op artikel 8 van de Regeling urineonderzoek verpleegden op grond waarvan een verpleegde niet in staat kan worden geacht binnen de genoemde vier uur urine te produceren. Klager is conform artikel 3, vierde lid, Regeling urineonderzoek verpleegden in de gelegenheid gesteld binnen vier uur alsnog urine te produceren in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn om de resultaten van de analyse te beïnvloeden. Er is zelfs in positieve zin afgeweken van deze Regeling urineonderzoek door de natte ruimte bij de afzonderingsruimte te openen, zodat klager zich daar kon ontlasten en daarna alsnog, binnen vier uur, urine kon produceren. Dit heeft even geduurd, maar vormt geen reden voor gegrondverklaring van de klacht. Op deze manier heeft de inrichting immers naar een passende oplossing gezocht. Het enkele feit dat deze oplossing niet in het Protocol urineonderzoek is opgenomen, rechtvaardigt nog geen gegrondverklaring van de klacht.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht. 

 

3.         De beoordeling

Volgens artikel 3, vierde lid, Regeling urineonderzoek verpleegden wordt een verpleegde die bij urinecontrole niet direct tot afgifte van urine in staat is, gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid gesteld urine te produceren, bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden.

Op grond van artikel 8, tweede lid, van deze Regeling wordt het niet afstaan van urine na het verstrijken van die periode van vier uur gelijkgesteld met een weigering medewerking te verlenen aan het urineonderzoek.

In artikel 6 van het Protocol urineonderzoek is bepaald dat de verpleegde die niet direct tot afgifte van urine in staat is gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid wordt gesteld urine te produceren, in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden (eerste lid). In bijzondere situaties zal direct van deze mogelijkheid gebruikgemaakt worden (tweede lid).

In artikel 6, zesde lid, van dit protocol is bepaald dat de bedoelde ruimte een afzonderings- of separeerruimte kan zijn.

Vast staat dat klager wilde meewerken aan de urinecontrole van 3 januari 2018 maar zich naar zijn verklaring eerst moest ontlasten alvorens urine te kunnen produceren.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de grond dat het Protocol urineonderzoek onvolledig is en moet worden aangepast aan de situatie waarin de verpleegde zich eerst moet ontlasten alvorens hij urine kan produceren. Het eerst moeten ontlasten is volgens de beklagcommissie aan te merken als een probleem van fysieke aard dat niet zonder meer tot gevolg kan hebben dat een urinecontrole als geweigerd wordt aangemerkt als het urineren niet zou lukken. Klagers fysieke probleem is niet uitzonderlijk en van de inrichting mag worden verwacht dat op een dergelijke situatie wordt geanticipeerd en de te volgen handelswijze is neergelegd in een protocol. De inrichting is zelf met de oplossing gekomen de natte ruimte in de afzonderingsruimte bij de medische dienst te openen zodat klager zich daar kon ontlasten. Door het Protocol urineonderzoek aan te passen wordt tevens gewaarborgd dat een patiënt onder direct visueel toezicht van een personeelslid blijft en er geen mogelijkheden zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden, aldus de beklagcommissie.

De beroepscommissie is met het hoofd van de inrichting van oordeel dat het ondoenlijk is alle mogelijke uitzonderingen betreffende het binnen vier uur produceren van urine in het Protocol urineonderzoek neer te leggen en dat dit ook niet noodzakelijk is, ook niet  als het zou gaan om niet uitzonderlijke problemen van fysieke aard zoals door de beklagcommissie bedoeld. Wel is wenselijk dat de inrichting met inachtneming van de persoon om wie het gaat probeert een oplossing te zoeken, zoals in klagers geval ook is gedaan. Niet is betwist dat klager binnen de bedoelde vier uur in de gelegenheid is gesteld te urineren en dat het klager binnen die tijd is gelukt urine te produceren nadat hij in de gelegenheid was gesteld zich te ontlasten in een ruimte waarin hij geen mogelijkheid had het urineonderzoek te beïnvloeden. Klager heeft weliswaar langere tijd moeten wachten voordat hij zich heeft kunnen ontlasten en het is begrijpelijk dat dit op zich voor hem onaangenaam is geweest, maar dat noopt niet tot aanpassing van het Protocol urineonderzoek.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A. van Holten en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 februari 2019.

 

 

 

                                    

           

            secretaris         voorzitter

 

                       

 

 

 

 

 

Naar boven