nummers: R-18/910/GA en R-18/1035/GA
betreft: [klager] datum: 7 januari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, en ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens […], klager, gericht tegen een uitspraak van 17 april 2018 van de beklagcommissie bij de p.i. Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2018, gehouden in voormelde p.i., zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, en de heer [..], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 10 november 2017 tot degradatie naar het basisprogramma (VU 2017/2070);
b. de beslissing van 10 november 2017 tot afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof (VU 2017/2120);
c. de beslissing van 28 november 2017 tot afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof (VU 2017/2246);
d. de beslissing van 20 december 2017 om klager niet te promoveren naar het plusprogramma (VU 2017/2342);
e. de beslissing tot de oplegging van een ordemaatregel (VU 2018/160) en
f. de beslissing tot de oplegging van toezichtmaatregelen (VU 2018/161).
De beklagcommissie heeft het beklag onder b, c, e en f gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van telkens € 50,= voor het beklag onder b, c en f en € 45,= voor het beklag onder e en het beklag onder a en d ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
Klager is in beroep tegen de genomen beslissingen van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder a, b, c en d. De directeur tegen de genomen beslissingen van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder b, c, e en f.
2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a en d:
Klager is volgens zijn raadsvrouw alleen op basis van het door klagers casemanager gekwalificeerde rode gedrag gedegradeerd. Klager en zijn casemanager hadden een verschil van inzicht. Klagers raadsvrouw heeft in oktober 2017 verzocht aan de directeur om aan klager een andere casemanager toe te kennen. Aanvragen van klager werden niet ingediend door de casemanager en tussen klager en zijn casemanager was telkens sprake van miscommunicatie.
Ten aanzien van het beklag onder b en c:
De directie heeft eerst positief geadviseerd op verlofaanvragen van klager. Vervolgens gaven zij, nadat het Openbaar Ministerie negatief had geadviseerd, een negatief advies. Klager heeft de training Kies voor Verandering gedaan, heeft therapieën gevolgd en heeft een opname gevraagd op een forensisch psychiatrische afdeling. Klager heeft voldoende ondernomen in het kader van zijn re-integratie. De plaatsing in de Woenselse Poort is afgebroken op grond van een vermeende bedreiging van een medepatiënt, welke nooit is komen vast te staan. Klager betwist dat hij een alcoholstokerij had.
Ten aanzien van het beklag onder e en f:
Ter informatie legt de raadsvrouw een uitdraai van afgeluisterde telefoongesprekken over aan de beroepscommissie en de directeur ten aanzien waarvan wordt betoogd dat daaruit is af te leiden dat aan medegedetineerden geld is geboden om een verklaring tegen klager af te leggen. Op 17 januari 2018 zijn medegedetineerden van klager gehoord en op die datum heeft ook de celinspectie plaatsgevonden. Voorts blijkt uit ander stuk – dat de raadsvrouw eveneens heeft overgelegd aan de beroepscommissie en de directeur – dat klager op de afdeling Beheers Problematische Gedetineerden geplaatst dient te blijven totdat de strafzaak van klager dient.
De directeur heeft tevens in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a en d:
Klager is besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO). Vanuit het MDO wordt een advies gegeven aan de directeur. Het is daarbij niet alleen de casemanager die het gedrag van klager beoordeeld, maar ook de p.i.w.-ers. Hierbij zijn meerdere disciplines betrokken. Het gedrag wordt geobjectiveerd. Indien bepaalde zaken niet gaan zoals klager wenst dat het gaan, dan ontstaat vaak een conflict tussen klager en de betrokkenen.
Ten aanzien van het beklag onder b en c:
Klager heeft te weinig gewerkt aan zijn re-integratie. Uit onderzoek is gebleken dat klager uit de Woenselse Poort is geplaatst, omdat hij aldaar een medepatiënt ernstig zou hebben bedreigd en een alcoholstokerij zou hebben. Naar aanleiding van het advies van de selectiefunctionaris is het inzicht van de directie veranderd en zijn de verlofaanvragen afgewezen.
Ten aanzien van het beklag onder e en f:
De directie kreeg de melding binnen dat klager doodsbedreigingen had gedaan. Dit zou zich hebben afgespeeld op de werkzaal. Medegedetineerden zijn hierover gehoord. De casemanager heeft aangifte gedaan en momenteel loopt nog een onderzoek. Het opleggen van een ordemaatregel is ingrijpend, doch voor het verrichten van onderzoek – waarbij het niet wenselijk is dat het onderzoek wordt beïnvloed – is het noodzakelijk. Gelet op de aanwezige signalen zijn de maatregelen opgelegd.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a:
Anders dan namens klager is betoogd is niet gebleken dat klager op basis van één bron ´rood´ is gekleurd. Het gedrag van klager is besproken in het MDO. Het MDO heeft geadviseerd klager te degraderen, omdat klager op 4 onderdelen rood kleurde. Vervolgens heeft de Vrijheden Commissie besloten klager te degraderen. De beslissing van de directeur kan niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt, gelet op de onderbouwing daarvan met daarbij voorbeelden waaruit kan worden geoordeeld dat het structurele gedrag van klager de degradatie rechtvaardigde. Het beroep van klager ten aanzien van het beklag onder a wordt derhalve ongegrond verklaard.
Ten aanzien van het beklag onder b en c:
Uit het beroepschrift van de directeur volgt dat klager weigert mee te werken aan een gedragsinterventieplan, geen openheid van zaken geeft en over het algemeen een negatieve houding heeft wanneer zaken niet verlopen zoals klager het wenst. Daarnaast wordt aangegeven dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat en dat de directeur geen vertrouwen heeft dat klager, indien hij met verlof zou gaan, zich aan de gestelde voorwaarden zal houden. Het Openbaar Ministerie heeft tevens aangegeven negatief te adviseren in verband met een hoog recidiverisico en het onvoldoende medewerking verlenen aan de recidiverisico verminderde interventies. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op alle contra-indicaties, de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de verloven af te wijzen. Hetgeen door en namens klager is aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Gelet op het voorgaande wordt het beroep van de directeur ten aanzien van het beklag b en c gegrond verklaard en het beklag van klager ten aanzien van b en c alsnog ongegrond.
Ten aanzien van het beklag onder d:
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep van klager ten aanzien van het beklag onder d zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beklag onder e en f:
Uit het beroepschrift van de directeur volgt dat de ordemaatregel is opgelegd naar aanleiding van signalen dat klager personeelsleden bedreigde. Deze signalen zijn niet op schrift binnengekomen, nu degenen die zich hierover gemeld hebben, bang zijn voor represailles door klager. De ordemaatregel is opgelegd voor het verrichten van onderzoek. De opgelegde toezichtsmaatregelen waren gekoppeld aan de ordemaatregel. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de ordemaatregel en de daarbij gekoppelde toezichtsmaatregelen op te leggen aan klager. Door het opleggen van deze maatregelen is de directeur in staat gesteld om onderzoek te verrichten naar de binnengekomen signalen.
Namens klager is aangevoerd dat gebleken is dat de jegens klager gedane beschuldigingen achteraf niet terecht waren. Indien en voor zover dit reeds kan worden vastgesteld, kan hieruit niet de conclusie worden getrokken dat de directeur op het moment van het opleggen van de ordemaatregel en toezichtmaatregelen hiertoe niet mocht overgaan. De door de raadsvrouw overgelegde stukken ter zitting maken dit oordeel niet anders.
Gelet op het voorgaande wordt het beroep van de directeur ten aanzien van het beklag onder e en f gegrond verklaard en het beklag van klager ten aanzien van e en f alsnog ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van het beklag onder a en d ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van het beklag onder b en c gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder b en c alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van het beklag onder e en f gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder e en f alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J. Schagen MA en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 7 januari 2019.
secretaris voorzitter