Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/0110/GV, 11 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/0110/GV

betreft: [klager]            datum: 11 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 14 februari 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof is onredelijk. Klagers casemanager heeft mondeling toegezegd dat hem op 22 februari 2018 verlof zou worden toegekend. Klager vertoont goed gedrag in de inrichting. Een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders is niet (langer) aan de orde. Daarnaast is het verlofadres goedgekeurd en zou de politie klager tijdens het te verlenen verlof dagelijks bezoeken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het door de reclassering ingeschatte recidiverisico en het feit dat klager in het verleden meermalen is gerecidiveerd rechtvaardigen de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof. Nu klager in vrijheid is gesteld, heeft klager niet langer belang bij inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het feit dat klager thans op andere titel is gedetineerd, maakt dit niet anders. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een locatiegebod en de toepassing van elektronische controle.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege gevaar voor ernstige verstoring van de openbare of het plegen van strafbare feiten. Hiertoe wordt verwezen naar het reclasseringsadvies van 25 oktober 2017.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

 

3.         De beoordeling

Klager was ten tijde van de indiening van onderhavig beroepschrift preventief gehecht in verband met de verdenking van handelen in strijd met de Opiumwet.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Het OM heeft, onder verwijzing naar het reclasseringsadvies van 25 oktober 2017, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Uit dit reclasseringsadvies komt het volgende naar voren. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Klager ondervindt problemen op tal van leefgebieden, zoals huisvesting, drugsgebruik, dagbesteding en probleemhantering. Verder is aan klager meerdere keren reclasseringstoezicht opgelegd. Aangezien klager zich niet (voldoende) aan hem opgelegde voorwaarden hield, is het toezicht in nagenoeg alle gevallen voortijdig beëindigd. Klager heeft een gebrek aan zelfinzicht en heeft een negatieve houding ten opzichte van begeleiding en behandeling. Op 4 april 2017 is klager een kliniek ontvlucht, waar hij in verband met zijn middelenverslaving was opgenomen.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b, c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 11 februari 2019.

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven