Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-825, 26 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-825

betreft: [klager]            datum: 26 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.T. Schrama, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 26 maart 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Zwolle, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing het water op klagers cel af te sluiten (Z-2017-000783). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft nimmer (doelbewust) zijn cel onder water gezet dan wel teveel water gebruikt. Voorts is klager niet in de gelegenheid gesteld na het sporten te douchen, zodat sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 44, vierde lid, van de Pbw.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft de directeur aangevoerd dat uit het e-mailbericht van 30 november 2017 blijkt dat klager zijn verblijfsruimte onder water zette waardoor wateroverlast ontstond. Ook blijkt hieruit dat klager in de gelegenheid is gesteld te douchen. Uit artikel 44, vierde lid, van de Pbw volgt dat de gedetineerde in de gelegenheid dient te worden gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen. Dit duidt erop dat dit binnen redelijke grenzen dient te geschieden. Het is niet de bedoeling hier dagelijks uren aan te besteden.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het door de directeur in beroep overgelegde e-mailbericht van 30 november 2017 blijkt dat klager de hele dag de douche liet aanstaan en hierdoor wateroverlast veroorzaakte. Ook volgt hieruit dat klager in de periode dat het water op zijn cel was afgesloten in de gelegenheid is gesteld te douchen op de isoleerafdeling, zodat niet gebleken is van schending van artikel 44, vierde lid, van de Pbw. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 oktober 2018

 

 

                                                

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven