Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-731, 9 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-731

Betreft:            [klager]            datum: 9 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.M.C. van Nielen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 maart 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in de regio Amsterdam afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 4 november 2016 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag te Hoorn.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klagers moeder en zus zijn nauwelijks in staat om klager te bezoeken gelet op de financiële en fysieke omstandigheden. Uit stukken blijkt dat er voor moeder en zus geen financiële ruimte is om te kunnen reizen naar de p.i. Zwaag met het openbaar vervoer. Klagers moeder kampt met overgewicht, waardoor zij moeilijk kan lopen. Klagers zus heeft een hernia. Daarnaast is er geen mogelijkheid dat een vriend of familielid klagers zus en moeder kan brengen, laat staan op gezette bezoektijden. Klager raakt op deze manier in een sociaal isolement. Klager is adolescent en verblijft al meer dan anderhalf jaar in voorarrest. Er is thans geen uitzicht op een vonnis in klagers strafzaak. De onzekerheid over het verdere verloop van de strafzaak valt klager zwaar. Hij wenst ondersteuning van zijn moeder en zus. Klager is ook angstig in de p.i. Zwaag. Hij wordt door medegedetineerden en personeel aangesproken op de verdenking waarvoor hij vastzit. Klager maakt zich zorgen om zijn veiligheid, hiervan zijn ook signalen bekend bij de p.i. Zwaag. Uit het selectieadvies blijkt dat de p.i. Zwaag geen bezwaar heeft tegen een horizontale overplaatsing naar bijvoorbeeld het h.v.b. van het Justitieel Complex Schiphol. Ook het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen overplaatsing van klager.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Klager is preventief gehecht in het kader van een strafrechtelijke onderzoek van het arrondissementsparket Amsterdam. Klagers plaatsing in het h.v.b van de p.i. Zwaag is aangewezen op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan er afgeweken worden van het plaatsingsbesluit. Het is begrijpelijk dat klager zijn moeder en zus vaker op bezoek wenst te zien, maar de reisafstand van Amsterdam naar Zwaag is redelijk te noemen. Er is dan ook geen sprake van een bijzondere omstandigheid die zou moeten leiden tot afwijking van plaatsing volgens de Regeling. Voorts blijkt uit de bezoekerslijsten dat klager wekelijks bezoek ontvangt van zijn vriendin, met wie hij tevens meerdere malen bezoek zonder toezicht heeft gehad. Klager heeft de mogelijkheid om te bellen met personen die hem minder vaak kunnen bezoeken. Er is geen sprake van een sociaal isolement, zoals de raadsvrouw stelt. Klager stelt dat hij zich niet veilig voelt in de p.i. Zwaag. Uit de inlichtingen van klagers casemanager volgt dat klager enige tijd extra is geobserveerd in verband met zijn veiligheid. Klager geeft thans op de afdeling geen enkel signaal af, dat sprake zou kunnen zijn van een onveilige situatie. Voorts doet hij mee aan alle activiteiten die worden geboden. Indien sprake is van psychische signalen kan klager worden doorverwezen naar de gedragsdeskundige van de p.i. Zwaag.

4.         De beoordeling

4.1.      De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen, omdat klager in het arrondissement van vervolging (dan wel in de directe omgeving daarvan) gedetineerd dient te zijn. Dit zou het arrondissement Amsterdam betreffen. Uit de e-mail van de officier van justitie van 8 februari 2018 blijkt dat het OM geen bezwaar heeft tegen overplaatsing van klager naar het Justitieel Complex Schiphol. Overigens is het Justitieel Complex Schiphol ook gelegen in het arrondissement Amsterdam.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dienen in een geval als het onderhavige de persoonlijke belangen van klager zwaarder te wegen dan het door de selectiefunctionaris in zijn beslissing bedoelde algemene logistieke beleid.

4.1.      Klager heeft in beroep uitgelegd waarom de bezoekmogelijkheden van moeder en zus beperkt zijn. Niet is gebleken van enig ander belang dan het onder 3.2 bedoelde logistieke beleid, dat zich zou verzetten tegen klagers overplaatsing naar het Justitieel Complex Schiphol.

4.2.      Gelet op het voorgaande moet de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Voor het toekennen van een tegemoetkoming ziet de beroepscommissie geen aanleiding.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W Wabeke,

voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 9 oktober 2018.

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Naar boven