Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/9/TA, 14 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Roken  v

nummer:           R-18/9/TA

betreft: [klager]                                                            datum: 14 januari 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 28 november 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.A.P.F. Hoens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het rookbeleid in de inrichting (Me 2017-219). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.

Klager betwist dat de inrichting voldoende heeft gedaan om ervoor te zorgen dat hij geen (over)last van het roken van andere bewoners heeft. De inrichting ‘stelt alleen maar’ en heeft naar klagers mening niets aannemelijk gemaakt. 

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. 

Het rookbeleid is duidelijk en bekend bij de sociotherapie. De handhaving zal echter nooit 100% waterdicht zijn. De sociotherapie handelt actief en probeert zoveel mogelijk eventuele overlast te beperken. Bovendien heeft klager zelf al aangegeven dat hij minder dan eerder hinder ervaart van het roken op de afdeling.

 

3.         De beoordeling

Klager meent dat hij recht heeft op een rookvrij verblijf binnen de inrichting en dat het aan de inrichting is om dat recht te effectueren. Namens klager is in het klaagschrift aangegeven dat klager, omdat hij niet meer op de buitenterreinen van de inrichting mag verblijven, meer dan voorheen last heeft van het roken zoals dat ‘binnen’ plaatsvindt. De beroepscommissie stelt voorop dat zij niet de bevoegdheid heeft om te bepalen dat in de inrichting een algeheel rookverbod of een ander rookbeleid dan het huidige moet worden ingesteld. Die bevoegdheid ligt bij het hoofd van de inrichting. Patiënten is het op grond van de huisregels van de inrichting (uitsluitend) toegestaan om in de eigen verblijfsruimte te roken, mits de deuren gesloten zijn. Gesteld noch gebleken is dat het in de huisregels opgenomen beleid door medepatiënten dan wel personeel (veelvuldig) wordt overtreden. Klager heeft niet specifiek aangegeven op welke wijze hij extra last ‘binnen’ ervaart. De inrichting geeft aan dat medewerkers het beleid actief hanteren en dat waar mogelijk overlast zoveel mogelijk wordt beperkt. De beroepscommissie kan zich vinden in de overweging van de beklagrechter dat, zolang er geen algeheel rookverbod in de inrichting geldt, af en toe hinder door roken van medepatiënten vrijwel onvermijdelijk is. Niet gebleken is dat sprake is van zodanige overlast dat geconcludeerd kan worden dat klagers recht op een rookvrij verblijf in de inrichting wordt geschonden.

Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat een en ander onverlet laat dat de inrichting aandacht moet besteden aan het stringent toepassen van het rookbeleid en dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat klager hinder ondervindt van het roken van medepatiënten.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 14 januari 2019

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven