Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1035/SGB, 25 janruari 2019, schorsing
Uitspraakdatum:25-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1035/SGB

Betreft : [verzoeker]    datum: 25 januari 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.G.S. Roethof, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris (de voorzitter begrijpt de Minister, zie de wijziging van de Pbw met ingang van 1 januari 2019, stb-2018-498) van 23 januari 2019, inhoudende de overplaatsing van verzoeker naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift van 24 januari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister van 24 januari 2019.

 

1.         De beoordeling

In beginsel kan, gelet op het bepaalde in artikel 73, vierde lid van de Pbw, gelezen in verband met artikel 66, eerste lid van de Pbw, pas schorsing worden verzocht als de Minister het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering in die gevallen waarin de beslissing van de selectiefunctionaris lang op zich laat wachten of in die gevallen waarin sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

Namens verzoeker is aangevoerd dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, gelegen in het feit dat binnen de p.i. Ter Apel gedetineerden van Albanese afkomst verblijven, wat het risico met zich meebrengt dat verzoeker na overplaatsing het slachtoffer wordt van bloedwraak. Namens verzoeker zijn tevens stukken overgelegd waaruit zou blijken dat verzoeker gevaar loopt om slachtoffer te worden van bloedwraak.

De voorzitter overweegt dat op dit moment onduidelijk is of er onder de Albanese gedetineerden die thans in p.i. Ter Apel verblijven ook personen zitten die in verband zouden kunnen worden gebracht met de door verzoeker gestelde bloedwraak.

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, dat zonder nadere informatie niet beoordeeld kan worden hoe groot de kans is dat verzoeker binnen de p.i. Ter Apel slachtoffer wordt van bloedwraak. Die kans kan echter op dit moment niet worden uitgesloten. Vanwege die kans dient de vraag te worden gesteld waarom verzoeker gedurende de behandeling van zijn bezwaarschrift niet in de p.i. Lelystad zou kunnen verblijven. De voorzitter overweegt verder dat de Minister als argument voor de overplaatsing slechts heeft genoemd het feit dat de p.i. Ter Apel formeel is aangewezen als inrichting voor strafrechtelijk preventief gehechte vreemdelingen, op grond van artikel 20b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing.

De Minister heeft echter niet onderbouwd waarom er een spoedeisend belang zou zijn om verzoeker, hangende het bezwaar, al over te plaatsen naar de p.i. Ter Apel.

Gelet hierop overweegt de voorzitter, nog steeds voorlopig oordelend, dat is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden, die aanleiding geven tot toewijzing van het verzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de Minister op het onderliggende bezwaar zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris op 25 januari 2019.

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

 

 

 

Naar boven