Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1022/SGA, 25 januari 2019, schorsing
Uitspraakdatum:25-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1022/SGA

Betreft : [verzoekster] datum: 25 januari 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens […], verder verzoekster te noemen, verblijvende in de locatie Ter Peel te Sevenum.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 4 januari 2019, inhoudende de interne overplaatsing van verzoekster van de gevangenisafdeling Kloostergebouw naar de gevangenisafdeling 3 van de locatie Ter Peel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 10 januari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 januari 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoekster is op 4 januari 2019 intern overgeplaatst van de gevangenisafdeling Kloostergebouw naar de gevangenisafdeling 3. De voorzitter begrijpt uit de reactie van de directeur dat dit is geschied omdat er in het Kloostergebouw hekwerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en er in het kader van een verzoek tot strafonderbreking een advies van het Openbaar Ministerie (OM) op 3 januari 2019 is ontvangen waarin door het OM het risico op vluchtgevaar hoog wordt ingeschat. Het verzoek tot strafonderbreking is ingediend omdat verzoekster de crematie en afscheid van haar vader in Italië wil bijwonen. Op grond van artikel 16 van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in een door hem te bepalen verblijfsruimte te plaatsen.

Verzoekster voert aan dat zij verbleef in het Kloostergebouw alwaar zij meer vrijheden genoot dan in de gevangenisafdeling 3. Verzoekster heeft een tijdje buiten de inrichting gewerkt en is ook werkzaam geweest in de tuin van de inrichting. Tijdens deze vrijheden had zij zich kunnen onttrekken aan detentie en heeft dat niet gedaan.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur zijn beslissing tot interne overplaatsing naar een gevangenisafdeling waar verzoekster minder vrijheden geniet onvoldoende onderbouwd. Niet blijkt uit de inlichtingen van de directeur waarom er thans overgegaan moet worden tot een overplaatsing anders dan dat de directeur een advies van het OM heeft ontvangen dat ziet op een verzoek tot strafonderbreking dat zou plaatsvinden in Italië. Ook heeft de directeur niet aangegeven of de interne overplaatsing van tijdelijke aard is en alleen ziet op de periode gedurende de hekwerkzaamheden en wat verzoekster kan doen om weer in aanmerking te komen voor plaatsing in het Kloostergebouw. Gelet op het vorenstaande is de bestreden beslissing naar het voorlopige oordeel van de voorzitter onvoldoende gemotiveerd. Gelet daarop zal het verzoek worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 25 januari 2019.

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven