Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2105/GA, 5 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

 

nummer:          R-18/2105/GA

 

betreft: [klager]            datum: 5 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie Het beklag betreft:

SC2018/244: de weigering van een bezoek zonder toezicht (bzt) en SC2018/246: de omstandigheid dat een paar van klagers bezoekmomenten te kort hebben geduurd. De beklagcommissie heeft het beklag met beklagnummer SC2018/244 ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft het beklag met beklagnummer SC2018/246 ongegrond verklaard voor zover dit ziet op de data 18 juni 2018 en 25 juni 2018. Zij heeft klager in dit beklag voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

SC2018/244: Het bzt van 25 juni 2018 is verplaatst naar juli, maar telde als bzt voor de maand juni. In de uitspraak van de beklagcommissie staat dat eenmaal per maand bzt kan worden aangevraagd, maar dan is het onjuist dat zowel op 2 juli als op 30 juli 2018 een bzt heeft plaatsgevonden. Het bzt is wel degelijk geweigerd.

SC2018/246: Het klaagschrift is ingediend op 25 juni 2018 en is dus tijdig ingediend voor de bezoekmomenten op 18 juni en 25 juni 2018. Er is even gewacht met het indienen van beklag, maar in het vervolg zal klager iedere keer als er iets fout gaat, binnen zeven dagen een klacht indienen. Hij is beperkt in zijn recht op één uur bezoek. De fout ligt bij de inrichting. Klagers bezoekers hebben zich altijd op tijd gemeld in de inrichting. Namens de directeur is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3.         De beoordeling

SC2018/244: Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. SC2018/246: Onder dit nummer heeft de beklagcommissie twee klaagschriften geregistreerd. Het eerste klaagschrift dateert van 25 juni 2018 en ziet op de bezoekmomenten op 4, 11, 18 en 25 juni 2018. Het tweede klaagschrift dateert van 23 juli 2018 en ziet op het bezoekmoment van 23 juli 2019. Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van het klaagschrift d.d. 25 juni 2018 kan niet tot een ander beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard. Ten aanzien van het klaagschrift van 23 juli 2018 overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het dossier blijkt dat de voorzitter van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel tijdens het rogatoir verhoor op 21 september 2018 aan klager heeft medegedeeld dat zijn klacht over het bezoekmoment op 23 juli 2018 is gevoegd bij zijn klacht van 25 juni 2018. De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van zijn klacht, nu dit een uitbreiding van de klacht zou betreffen. Dat oordeel is onjuist. Het klaagschrift van 23 juli 2018 is een zelfstandige klacht waarop beslist had moeten worden. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom op dit punt worden vernietigd en klager zal alsnog worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie beslist op de klacht in hoogste en laatste instantie. Klager is hierdoor niet in enig te respecteren belang geschaad. Het is niet aannemelijk geworden dat het bezoekmoment op 23 juli 2018 door toedoen van de directeur korter heeft geduurd dan verwacht. Klager heeft tijdens het rogatoir verhoor erkend dat zijn bezoek op 23 juli 2018 te laat was. Dat kan de directeur niet worden aangerekend. De klacht zal daarom alsnog ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

SC2018/244: De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

SC2018/246: De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de bezoekmomenten van 4, 11, 18 en 25 juni 2018. De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het bezoekmoment van 23 juli 2018, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart het beklag in zoverre ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 5 februari 2019.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven