Nummer: R-18/2033/GB
Betreft: […] datum: 23 januari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 oktober 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 2 augustus 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Grave.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers oudste zoons kunnen hem niet bezoeken door de combinatie van hun schoolrooster en de bezoekuren in de p.i. Grave. Zij bezoeken hem dus alleen in de schoolvakanties. Klagers vriendin zit in de schuldsanering. Zijn moeder betaalt de treinkaartjes, maar weet niet hoe lang ze dat nog kan. Het kost klagers familie in totaal vier en een half uur om hem te bezoeken. Dat is erg ingewikkeld met twee kinderen van zestien maanden en vijf jaar. Als klager zou worden overgeplaatst naar Arnhem of Zutphen, zou de reistijd meer dan halveren en kunnen klagers oudste zonen hem ook buiten de schoolvakanties bezoeken.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is preventief gehecht voor het arrondissementsparket Arnhem. Klagers plaatsing in de p.i. Grave, gelegen in een aanpalend arrondissement, is dus de juiste. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) wordt een gedetineerde vóór veroordeling in eerste aanleg geplaatst in een h.v.b. dat bij voorkeur is gelegen in of toegewezen is aan het arrondissement van vervolging.
4.2. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Gelderland. Hij verblijft in de p.i. Grave, gelegen in het arrondissement Oost-Brabant, en verzoekt om overplaatsing naar de p.i. Arnhem dan wel de p.i. Zutphen, beide gelegen in het arrondissement Gelderland. Van enig belang dat zich verzet tegen klagers overplaatsing naar deze inrichtingen is niet gebleken, terwijl klager heeft gemotiveerd dat en waarom hij gebaat is bij zijn overplaatsing. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar en de p.i. Grave ondersteunt klagers verzoek.
4.3. Gelet hierop moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en aan de Minister opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 23 januari 2019.
secretaris voorzitter