Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1794/GV, 21 november 2001, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1794/GV

betreft: [klager] datum: 21 november 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 28 september 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.W.van der Graaf, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 21 september 2001 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede voornoemde mr. E.W. de Graaf om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Ten aanzien van klager loopt bij de rechtbank te Den Haag een ontnemingsvordering, dieter zitting d.d. 19 maart 2001 is aangebracht, maar niet is behandeld. De behandeling is voor onbepaalde tijd aangehouden, er is nog geen nieuwe behandeldatum bekend. Er is dus nog geen sprake van een uitspraak op grond waarvanvervangende hechtenis, als bedoeld in artikel 24d Wetboek van Strafrecht, kan worden toegepast. Bovendien houdt de afwijzende beslissing geen rekening met het feit dat klager rechtsmiddelen zal instellen tegen een dergelijkeveroordeling, of dat hij aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen voldoet via een betalingsregeling. In al die gevallen is van vervangende hechtenis geen sprake. Namens klager zal worden overlegd met de officier van justitieover een betalingsregeling vooruitlopend op een eventuele veroordeling. Klager komt in het geval van overeenstemming hierover in aanmerking voor verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De voorwaarden voor verlof stellen onder meer dat het strafrestant van een gedetineerde nog tenminste drie maanden en ten hoogste een jaar mag bedragen. Klager is nog verwikkeld in een gerechtelijke procedure op grond waarvan deontslagdatum zou kunnen verschuiven. Hij komt derhalve niet in aanmerking voor algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de locatie Scheveningen Zuid te Den Haag is positief geadviseerd. Met betrekking tot de ontnemingsvordering is diverse malen contact geweest met het parket te Den Haag. Vanuit dit parket is aangegeven dat deontnemingsvordering geen consequenties heeft voor de selectie van klager. Deze verlofaanvraag is belangrijk, omdat klager is voorgesteld als ‘stapelkandidaat’. Het is de bedoeling dat hij aansluitend aan een verblijf van zes maandenin een penitentiaire open inrichting (p.o.i.) gaat deelnemen aan een penitentiair programma.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag heeft op 16 augustus 2001 aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met verlofverlening aan klager. Er is een te groot gevaar voor ernstige verstoring van de rechtsorde,bovendien is de ontnemingsvordering nog niet afgehandeld. Uit namens de Minister nader telefonisch verkregen informatie op 20 september 2001 van het parket blijkt dat de zitting naar alle waarschijnlijkheid wel voor de v.i.-datumzal plaatsvinden.
De reclassering heeft positief geadviseerd. Er worden geen bezwaren gezien tegen het verlof. Klager is welkom op het verlofadres bij zijn vriendin te Amsterdam.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek terzake van overtreding van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 augustus 2002.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 5 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie beoordeelt de beslissing van de Minister op grond van de toen bekende gegevens. Haar is gebleken dat klager inmiddels naar een penitentiaire open inrichting is overgeplaatst en derhalve in aanmerking komt voorregimair verlof.

Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking wanneer:
a. hij tenminste een derde van de onherroepelijke en onvoorwaardelijke opgelegde straf heeft ondergaan; en
b. zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt.
In de toelichting op dit artikel wordt aangegeven dat het bepaalde in het eerste lid onder b impliceert dat de gedetineerde niet verwikkeld mag zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nogzou kunnen verschuiven.
In het tweede lid van dat artikel staat dat bij het bepalen van het strafrestant ook de vervangende hechtenis op grond van de artikelen 24c en 24d van het Wetboek van Strafrecht en de gijzeling op grond van artikel 28, eerste lid,van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt meegeteld.

De beroepscommissie stelt vast dat de officier van justitie een negatief advies heeft uitgebracht, dat mede is gebaseerd op de nog niet afgehandelde ontnemingszaak. Vervolgens is sprake van verschillende telefonische berichtenvanuit het arrondissementsparket naar de Minister en de penitentiaire inrichting.
Nu op 19 maart 2001 sprake is geweest van een zitting bij de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, waarbij de behandeling voor onbepaalde tijd is aangehouden, en aan de Minister vanuit het parket telefonisch is aangegeven datde zitting ter behandeling van de ontnemingsvordering naar alle waarschijnlijkheid nog voor de v.i.-datum plaats zou vinden, heeft de Minister in redelijkheid kunnen concluderen dat klager in een gerechtelijke procedure isverwikkeld op grond waarvan de ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. Gelet op artikel 14 van de Regeling komt klager niet in aanmerking voor algemeen verlof. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 21 november 2001.

secretaris voorzitter

Naar boven