Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1082/GA, 28 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1082/GA

betreft: [Klager]           datum: 28 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 juni 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de eerdergenoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag is gericht tegen de situatie dat klager, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, door een bewaarder van de p.i. verplicht was arbeid te verrichten, en niet door of namens de inrichtingsarts (KA-2018-079). De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager heeft zijn raadsman in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht ziet op het handelen van een medewerker. De verplichting tot deelname aan de arbeid kwam niet van de inrichtingsarts, maar van een medewerker. Derhalve ziet de klacht niet op medisch handelen, maar op een handelen door of namens de directeur van de p.i.. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gedetineerden die voorafgaand aan hun detentieperiode arbeidsongeschikt zijn verklaard, worden opnieuw beoordeeld door de inrichtingsarts. Uitsluitend ten aanzien van gedetineerden die door de inrichtingsarts arbeidsongeschikt zijn verklaard en voor onbepaalde tijd niet aan de arbeid kunnen deelnemen, heef de directeur een inspanningsverplichting hen in staat te stellen zich gedurende de arbeidsuren buiten hun verblijfruimte op te houden en hen zoveel mogelijk een vervangend programma aan te bieden.

3.         De beoordeling

Gelet op de verklaring die klager heeft afgelegd tegenover de beklagcommissie, begrijpt de beroepscommissie de klacht als gericht tegen medisch handelen. Klager stelt namelijk dat hij eerder in p.i. Lelystad arbeidsongeschikt is verklaard, vervolgens in Almelo arbeidsgeschikt, waarna klager tijdelijk arbeidsongeschikt is verklaard. Klager stelt zich op het standpunt dat hij in verband met de infectie aan zijn been, volledig arbeidsongeschikt moet worden verklaard. De klacht betreft dan ook medisch handelen dat zich onttrekt aan het oordeel van de directeur. Er staat klager een andere weg open om zijn klacht te laten beoordelen. Ingevolge het bepaalde in artikel 28 e.v. van de Penitentiaire maatregel doet de gedetineerde, alvorens een beroepschrift bij de RSJ in te dienen, een schriftelijk verzoek om bemiddeling via het Hoofd medische dient aan de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie om te bemiddelen ter zake van de klacht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 28 januari 2019.

                

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven