nummer: R-18/1135/GA
betreft: [Klager] datum: 28 januari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Prins, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 juni 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Roermond in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de verstoring van de rust door de aanwezigheid van een vogel in een andere cel die niet op naam staat van de medegedetineerde (R 2018/000052). De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager heeft zijn raadsman in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Conform de huisregels van de p.i. moeten huisdieren die in de inrichting verblijven op naam worden gezet van de gedetineerde die zorg draagt voor het huisdier. De vogel in kwestie staat niet op naam van de medegedetineerde. De directeur is verantwoordelijk voor de naleving van de door hem opgestelde huisregels. De vogel had immers niet in het bezit van de medegedetineerde mogen zijn, aangezien hij deze niet op naam had geregistreerd. Hiermee is de directeur tekortgeschoten in zijn taak als toezichthouder op naleving van de huisregels. De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet toegelicht.
3. De beoordeling
Voorop gesteld zij dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat de vogel niet op naam staat van degene die ervoor zorgdraagt. Wat daar ook van zij, de overlast die klager stelt te hebben van de vogel wordt niet veroorzaakt door het niet geregistreerd zijn ervan, maar door het gegeven dat vogels nu eenmaal geluid produceren. Nu het volgens de huisregels van de p.i. is toegestaan een vogel op cel te hebben, is de beroepscommissie met de beklagcommissie van oordeel dat de klacht niet is terug te voeren tot een jegens klager genomen beslissing van of namens de directeur. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 28 januari 2019.
secretaris voorzitter