Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-18/771/STA, 30 november 2018, schorsing
Uitspraakdatum:30-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-18/771/STA

Betreft : [klager]          datum: 30 november 2018

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S.L.B. Koelman-Duijf, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 23 november 2018, inhoudende verlenging van een maatregel tot kamerafzondering.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 28 november 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 29 november 2018.

 

1.         De standpunten

Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Aan verzoeker is op 26 oktober 2018 een maatregel van afzondering opgelegd. Hij heeft hiertegen geen beklag ingediend omdat hij overweldigd was door de gang van zaken in de inrichting. Dit blijkt ook uit zijn verzoek om naar een rustigere afdeling overgeplaatst te worden. Dit verzoek is niet gehonoreerd omdat er onvoldoende samenwerking zou bestaan. De maatregel is vervolgens op 20 november 2018 verlengd, maar dit was een vergissing want dit diende per 23 november 2018 te zijn. Aan verzoeker is daarom een nieuwe beslissing uitgereikt. Hierin is echter ook een fout gemaakt nu daarin is vermeld dat de maatregel ingaat per ’23 januari 2018’. Bovendien is sprake van een andere vormfout nu de eerste maatregel is ingegaan om 26 oktober 2018 om 17.00 uur en de verlenging om 23 november 2018 om 20.00 uur (en om 21.00 uur is uitgereikt aan verzoeker), zodat de maatregel drie uur te laat is verlengd.

Voorts is verzoeker van mening dat de maatregel ten onrechte is opgelegd nu uit de beslissing niet valt op te maken op grond van welke concrete feiten en/of omstandigheden verlenging van de maatregel noodzakelijk was nu enkel wordt genoemd dat verzoeker zich denigrerend, diskwalificerend, uitdagend en dreigend zou opstellen naar sociotherapie en medebewoners, maar geen specifieke voorbeelden worden genoemd. Bovendien wordt verwezen naar feiten waarvoor reeds de eerste maatregel was opgelegd. Niet geconcretiseerd is op welke manier verzoeker nadien de orde en de veiligheid in de inrichting in gevaar zou hebben gebracht. Het genoemde ‘trappen’ van verzoeker heeft enkel op 26 oktober 2018 plaatsgevonden en nadien niet meer. Verzoeker is van mening dat de maatregel niet aan de formele vereisten voldoet en evenmin redelijk en billijk is. Overplaatsing naar een rustigere afdeling zet wellicht meer zoden aan de dijk.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren. Op 21 november 2018 is door het ministerie van Justitie en Veiligheid een machtiging verleend voor verlenging van de afzonderingsmaatregel. Door een miscommunicatie was het behandelteam in de veronderstelling dat de maatregel op 20 november 2018 verlengd moest worden. Aan verzoeker is deze vergissing toegelicht en verzoeker is op 23 november 2018, na ontvangst van de machtiging van het ministerie, nogmaals gehoord waarna de beslissing tot verlenging is genomen. Een schriftelijke mededeling van de beslissing, met daarbij de machtiging, is aan verzoeker uitgereikt.

Verzoeker is op 25 oktober 2018 opgenomen in de inrichting. Op zijn eerste dag in de inrichting ging hij meteen de strijd aan met medepatiënten en volgde hij aanwijzingen van sociotherapie niet op. Toen sociotherapie met verzoeker het gesprek wilde aangaan over een opstootje tussen verzoeker en een medepatiënt, laaide verzoeker op en trapte hij hard tegen zijn kledingkast. De situatie werd als onveilig ingeschat en sociotherapie moest de kamer verlaten. Verzoeker was oninvoelbaar en nog onvoldoende in te schatten. Hij was zeer denigrerend en laaide snel op. Daarom is aan hem op 26 oktober 2018 een maatregel van afzondering opgelegd.

In de weken daarna was verzoeker voortdurend zeer geagiteerd en nam hij een uitdagende, dwingende en dreigende houding richting sociotherapie aan. Ook probeerde hij de regie te pakken tijdens contactmomenten en laaide hij snel op wanneer zaken niet gingen zoals hij wenste. Verzoeker is herhaaldelijk gewezen op zijn verantwoording om zich op correcte wijze te verhouden tot sociotherapie en medepatiënten. Desondanks was sprake van verbale dreigementen, fysiek acting out-gedrag (zoals trappen tegen deuren), uitdagen van medepatiënten en het niet opvolgen van aanwijzingen van sociotherapie. Sociotherapie heeft meerdere keren gesproken met verzoeker over zijn gedrag en de gevolgen daarvan, maar verzoeker was niet in staat naar zijn eigen gedrag en aandeel in de situatie te kijken en hij legde alle verantwoordelijkheid buiten zichzelf. Het grillige en geagiteerde gedrag van verzoeker veroorzaakte bovendien veel spanningen en weerstand bij medepatiënten op de afdeling. Ook brachten de groepsmomenten spanningen bij verzoeker teweeg, hetgeen zich uitte in schoppen tegen deuren, dreigen en schreeuwen. Ter beëindiging van de maatregel zijn een aantal voorwaarden gesteld. In de dagen die volgen op de verlengingsbeslissing weigerde verzoeker in gesprek te gaan en was geen sprake van constructief contact. Hij ging regelmatig de discussie aan en was zeer fel in zijn communicatie met sociotherapie. Hij was kortaf, snauwde en was denigrerend. Met momenten was hij zeer berekenend. Verzoeker gaf ook aan dat het niet moeilijk is voor hem zich te houden aan de voorwaarden tot opheffing omdat hij dit gedrag bewust inzet. Ook kwam dit gedrag op sociotherapie als sociaal wenselijk over. Het behandelteam kon verzoeker hierdoor nog onvoldoende inschatten. Voorts gaf de patiëntengroep tijdens een huiskamerbespreking aan zich zorgen te maken over hun eigen veiligheid sinds de komst van verzoeker op de afdeling. Zij benoemden met regelmaat te worden geprovoceerd door verzoeker en voelden zich bedreigd. In de daaropvolgende dagen was verzoeker met momenten correct in contact. Op 25 november 2018 was verzoeker in een gesprek enigszins in staat naar zichzelf te kijken. Het lukte hem echter niet dit gedrag vast te houden en op constructieve wijze in contact te zijn en te blijven met het behandelteam. Hij bleef bovendien de schuld bij sociotherapie of zijn medepatiënten leggen. Verzoeker gaf de volgende aan dat hij boven de groep stond en hij juist op de groep hoort en de andere patiënten op hun kamer. Hij zou beter zijn dan iedereen in de groep. Tijdens de contactmomenten met sociotherapie was verzoeker voornamelijk dwingend, eisend en manipulatief. Op 27 november 2018 gaf verzoeker aan dat hij zich aan de gemaakte afspraken had gehouden. Besloten is verzoekers programma uit te breiden met groepsmomenten. Op 28 november 2018 zijn deze groepsmomenten goed verlopen. Het behandelteam heeft echter nog onvoldoende vertrouwen dat verzoeker geen ontwrichtend of ontregelend effect heeft op de stabiliteit van de overige patiënten op de afdeling waardoor nog niet tot opheffing van de maatregel kan worden overgegaan. Het wordt daarom noodzakelijk geacht de maatregel tot op heden te laten voortduren.

 

2.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot afzondering zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval. Met name de omstandigheid dat verzoeker, ondanks herhaaldelijk te zijn gewezen op zijn verantwoordelijkheid om zich op correcte wijze te verhouden tot sociotherapie en medepatiënten, fysiek acting-out-gedrag vertoont (zoals trappen tegen deuren), medepatiënten uitdaagt, aanwijzingen van sociotherapie niet opvolgt en niet bereid is om naar zijn eigen aandeel te kijken, weegt zwaar. De enkele omstandigheid dat, zoals door verzoeker is aangevoerd, de beslissing tot verlenging van de afzondering enkele uren te laat zou zijn genomen en in de beslissing een verkeerde datum is vermeld, rechtvaardigt in dit geval dan ook geen schorsing.

Gelet op het voorgaande kan de voortduring van de maatregel tot afzondering dan ook niet als zodanig onredelijk of onbillijk worden aangemerkt dat reden bestaat tot schorsing van de maatregel.

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

3.  De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gegeven door mr. R.M. Maanicus, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 november 2018

 

                                    

 

                                   secretaris                                            voorzitter

 

 

 

Naar boven