nummer: R-18/854/GB
betreft: [klager] datum: 29 januari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 juli 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.M.L. Ficq, op 31 augustus 2018 door een lid van de Raad gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 18 december 2017 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Op 5 juli 2018 is hij in de EBI te Vught geplaatst.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI als volgt toegelicht. Het plaatsen van klager in de EBI is niet zomaar een maatregel. Klager wordt door deze maatregel totaal geïsoleerd van iedereen die hij lief heeft. Klager raakt verstoken van de meest elementaire behoeftes van de mens. Een verweer tegen de GRIP-informatie is als vechten tegen spoken. Niets kan worden geverifieerd nu geen onderbouwing ervan wordt verstrekt. Ook niet in de strafzaak. Er is verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep inzake de EBI-plaatsing zodat de GRIP-informatie ter onderbouwing van die plaatsing opgevraagd kan worden. Klager wil de uitwerking van de door de inrichting opgenomen telefoongesprekken ontvangen die klager voor de moord op de kroongetuige zou hebben gevoerd met zijn broer en waarin zou zijn gezegd dat de moeder van de kroongetuige onderuit zou gaan. Dat het GRIP zegt dat informatie geheim is, is in bepaalde gevallen begrijpelijk wanneer een bepaalde persoon beschermd moet worden. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Daarnaast is van belang dat er geen enkele rapportage is opgemaakt tijdens de penitentiaire geschiedenis van klager die een EBI-plaatsing rechtvaardigt. Verzocht wordt dan ook om concreet te maken waarom klager in de EBI geplaatst is. Klager betwist dat de genoemde incidenten plaatsvonden, waaronder de mededelingen die zouden zijn gedaan na de uitzending van Opsporing Verzocht. Klager is in de EBI geplaatst omdat hij twee verdachten in de strafzaak kent, de broer van de kroongetuige is vermoord en er ten aanzien van klager liquidatiegevaar zou bestaan. De broer van de kroongetuige is op 29 maart 2018 vermoord. Klager is pas op 5 juli 2018 in de EBI geplaatst. Ondanks liquidatiegevaar verbleef klager destijds in een normaal regime zonder extra beveiliging. Het lijkt erop dat klager op grond van een andere reden dan het liquidatiegevaar in de EBI is geplaatst. De verdenkingen die het Openbaar Ministerie (OM) jegens klager heeft zijn onterecht. Van de telefoon die in een schoen van klager is gevonden weet klager niets af. Die schoenen zijn door iemand gebracht toen klager was aangehouden en op zijn visitatie zat te wachten. Toen de broer van de kroongetuige werd vermoord, is klager naar een afzonderingscel gebracht en is zijn cel onderzocht. De volgende dag mocht hij gewoon weer naar de arbeid. Klager heeft zich altijd netjes gedragen tijdens detentie. Klager vermoedt dat de EBI-plaatsing te maken heeft met het feit dat de kroongetuige tijdens de pro-forma zitting heeft aangegeven dat zijn familie beschermd moest worden omdat hij anders zijn medewerking aan het onderzoek stopt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 21 juni 2018 is door de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel een selectieadvies opgesteld. Het GRIP heeft op 19 juni 2018 een rapport uitgebracht waarin is vermeld dat het OM heeft geadviseerd om klager in de EBI te plaatsen omdat de dreiging die van klager uitgaat zeer groot is. Er is onder meer sprake van opdrachten tot liquidatie van personen die over klager zouden kunnen verklaren, hulp waar mogelijk van gedetineerden waardoor geen zicht mogelijk is op de communicatie van klager met het crimineel samenwerkingsverband waartoe klager behoort. Bij een ontvluchting of een liquidatie zal sprake zijn van een geschokte rechtsorde en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico. Op 28 juni 2018 is klager gehoord door de selectiefunctionaris waarbij klager heeft aangegeven het niet eens te zijn met de EBI-plaatsing. Vervolgens heeft de selectiefunctionaris conform artikel 26, eerste lid, onder a. van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) het voorstel tot EBI-plaatsing voorgelegd aan de selectieadviescommissie EBI die dit heeft besproken tijdens een vergadering en heeft geadviseerd tot EBI-plaatsing. Klager voldoet aan de criteria voor plaatsing in de EBI op grond van artikel 6, aanhef en onder b. van de Regeling. Klager vormt een onaanvaardbaar maatschappelijk risico bij ontvluchting waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.4. De beroepscommissie heeft het verslag van horen en het dossier gezien. Het dossier bestuderend heeft de beroepscommissie kennisgenomen van de standpunten van politie en OM en van de daaraan ten grondslag liggende informatie, analyses en conclusies.
4.5. De beroepscommissie overweegt het volgende. Het Meldpunt GRIP heeft informatie ontvangen waaruit blijkt dat er ten aanzien van klager sprake is van ontvluchtingsgevaar, liquidatiegevaar door en voor klager en mogelijk voortgezet crimineel handelen door klager. Uit het GRIP-rapport blijkt dat het OM heeft geadviseerd om klager in de EBI te plaatsen omdat de dreiging die van klager uitgaat zeer groot is. Er is onder meer sprake van opdrachten tot liquidatie van personen die over klager zouden kunnen verklaren, hulp waar mogelijk van medegedetineerden waardoor geen zicht mogelijk is op de communicatie van klager met het crimineel samenwerkingsverband waartoe klager behoort. Bij een ontvluchting of een liquidatie zal sprake zijn van een geschokte rechtsorde en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico. Het OM heeft aangegeven dat klager door verschillende incidenten tijdens zijn detentie heeft laten zien het crimineel samenwerkingsverband te steunen. De beroepscommissie is van oordeel dat door de selectiefunctionaris in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. Klager wordt verdacht van het medeplegen van een moord en het medeplegen van voorbereidingshandeling voor een tweede moord. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 29 januari 2019
secretaris voorzitter