Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/829/GB, 15 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/829/GB

Betreft:            [Klager]           datum: 15 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.H.M. de Crom, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 november 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J.H.M. de Crom, en de selectiefunctionaris, […], zijn op 14 december 2018 door een lid van de raad gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft beslist tot overplaatsing van klager naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Limburg-Zuid.

2.         De feiten

Klager is sinds 8 mei 1994 gedetineerd. Hij verbleef sinds 4 juli 2013 in de locatie Roermond. De selectiefunctionaris heeft op 22 november 2017 beslist dat klager moet worden overgeplaatst naar de p.i. Limburg-Zuid, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er bestaat veel onduidelijkheid over de redenen waarom klager is overgeplaatst. In de selectiebeslissing wordt opgemerkt dat klager betrokken zou zijn geweest bij een integriteitsincident, waarbij ook een personeelslid betrokken is geweest. Het is voor klager onduidelijk wat dit incident precies inhoudt. Hij heeft meermalen verzocht om nadere informatie, maar heeft deze niet gekregen. Later is gebleken dat klager niet is overgeplaatst vanwege het vorenbedoelde incident, maar dat hij binnen de p.i. “te eigen werd”. Wat dat precies inhoudt, is eveneens onduidelijk. Dat de reden is gelegen in het feit dat klager “te eigen werd”, blijkt uit een door de raadsvrouw ter zitting overhandigd onderzoeksrapport. Daarin merkt de directeur van de locatie Roermond (de heer P.) op dat de reden voor klagers overplaatsing in het selectieadvies en in de selectiebeslissing niet goed weergegeven was en dat het verzoek werd gedaan, omdat klager te lang in de locatie Roermond verbleef. Volgens de raadsvrouw is in het kader van de overplaatsing van klager kennelijk essentiële informatie achtergehouden. Als hierover onduidelijkheid blijft bestaan, wordt verzocht de heer P. als getuige op te roepen. Het is belangrijk dat de beslissing op deugdelijke gronden wordt genomen. Klager zit in een adviestraject en vanuit het Adviescollege levenslanggestraften zijn aanvullende vragen gesteld. Bij het Adviescollege is de overplaatsing ook opgevallen en telkens worden vragen hierover aan klager gesteld. Klager wordt ook steeds geconfronteerd met dit ongefundeerde incident. Het te “eigen worden” is onvoldoende grondslag voor overplaatsing. Klager wil dat hij wordt teruggeplaatst naar de inrichting waar hij vandaan kwam. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële tegemoetkoming van € 100,= toe te kennen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In het selectiebesluit staat duidelijk dat het besluit is besproken met klager. Klager heeft daarbij zijn voorkeur gegeven te worden overgeplaatst naar de p.i. Limburg-Zuid. In het besluit staat ook dat het incident de aanleiding was voor overplaatsing. Klager ging nadrukkelijk akkoord met het advies en wenste overgeplaatst te worden naar de p.i. Limburg-Zuid. Het integriteitsincident was een bevestiging van de noodzaak klager over te plaatsen, omdat hij “eigen werd” binnen de p.i. Het incident hield in dat klager op eigen initiatief een maaltijd op eigen kosten heeft betaald, een tafel heeft gedekt en een medewerker heeft bediend. Naar aanleiding van het feit dat klager te eigen werd, is een onderzoek gestart. Dit onderzoek is inmiddels afgerond. De selectiefunctionaris beschikt niet over het hele onderzoek, maar wel over de inhoudsopgave. De selectiefunctionaris overhandigt dit gedeelte ter zitting aan de beroepscommissie. Klager is, concluderend, overgeplaatst omdat hij te eigen werd in de p.i. en – in het verlengde daarvan – vanwege het hiervoor genoemde integriteitsincident. De directeur was al bezig een overplaatsing in gang te zetten vanwege het gegeven dat klager te eigen werd binnen de p.i. Het integriteitsincident is daarvan een bevestiging. Naar aanleiding van het door de raadsvrouw eerder overhandigde rapport heeft de selectiefunctionaris contact opgenomen met de heer P. De heer P. heeft gezegd dat hij dat rapport nooit heeft gezien en dat wat is opgenomen over de overplaatsing in het rapport onjuist is. De heer P. heeft aan de selectiefunctionaris te kennen gegeven dat uitgebreid onderzoek zal worden gedaan naar de situatie van klager binnen de p.i. Dat onderzoek is mede relevant voor de overplaatsing van klager.

4.         De beoordeling

Getuigenverzoek de heer P.

4.1.      Klager heeft naar aanleiding van hetgeen in het onderzoeksrapport is opgenomen en de reactie daarop door de selectiefunctionaris een verzoek gedaan tot het horen van de heer P. Voor klager is onduidelijk of juist is wat in het rapport is opgenomen, in het bijzonder met betrekking tot de gronden voor zijn overplaatsing.

4.2.      De beroepscommissie overweegt daartoe als volgt. De selectiefunctionaris heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij heeft gebeld met de heer P. Deze heeft tijdens dit gesprek gezegd dat hij het rapport nooit eerder heeft ingezien en dat wat daarin staat onjuist is. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan hetgeen de selectiefunctionaris hierover heeft gezegd ter zitting. De beroepscommissie overweegt bovendien dat zij zich op basis van het dossier afdoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen. Het verzoek tot het horen van de getuige zal daarom worden afgewezen. Inhoudelijk oordeel

4.3.      Uit het dossier blijkt dat klager verwikkeld is geraakt in een integriteitincident over een situatie van afstand en nabijheid tussen personeel en gedetineerde. Het incident is van dien aard dat het betreffende personeelslid zijn werkzaamheden binnen deze inrichting niet kon voortzetten. Daarnaast vindt een onderzoek plaats waaruit, gezien de aard van het incident en de commotie daaromheen, volgt dat klager tijdelijk niet meer binnen de inrichting kan verblijven. Uit het selectieadvies blijkt dat dit is besproken met klager en dat hij akkoord is gegaan met het advies.

4.4.      De beroepscommissie is het met klager eens dat onduidelijkheden over de daadwerkelijke reden van de overplaatsing bestaan. De selectiefunctionaris heeft immers in de reactie op het beroepschrift gesteld dat het “eigen worden” van klager binnen de p.i. mede ten grondslag heeft gelegen aan de overplaatsing. Het te “eigen worden” blijkt evenwel niet uit de stukken, in het bijzonder uit het door de directeur opgemaakt selectieadvies. In dit advies wordt alleen beschreven dat klager betrokken is geweest bij een integriteitsincident en dat onderzoek wordt gedaan naar het incident. Indien de selectiefunctionaris het “eigen worden” mede ten grondslag had willen leggen aan de beslissing, had zij de directeur moeten verzoeken een nieuw selectieadvies te laten opmaken. Gelet op het voorgaande zal dan ook geen acht geslagen kunnen worden op het “eigen worden” van klager.

4.5.      Niettemin kan de beslissing van de selectiefunctionaris van 22 november 2017, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Uit de stukken blijkt dat klager vanwege een integriteitsincident tijdelijk naar een andere p.i. is overgeplaatst. Daarnaast vindt een onderzoek plaats waaruit, gelet op de aard van het incident en de commotie daaromheen, volgt dat klager tijdelijk niet meer binnen deze inrichting kan verblijven. Op basis van deze informatie kan een overplaatsing worden gerechtvaardigd. Voor het overige dient klager, als hij wil worden teruggeplaatst, daartoe afzonderlijk een verzoek te doen.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 15 januari 2019.

 

            

            secretaris         voorzitter

Naar boven