Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-619, 31 oktober 2018, schorsing
Uitspraakdatum:31-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-619

Betreft : [verzoeker]    datum: 31 oktober 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.G.S. Roethof, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 25 oktober 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 25 oktober 2018 om 10.00 uur en eindigend op 4 november 2018 om 10.00 uur, wegens het bezit van een smartphone en een handelshoeveelheid softdrugs.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 25 oktober 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 31 oktober 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van

24 oktober 2018, blijkt dat bij een spitactie van verzoekers cel op 24 oktober 2018 omstreeks 18.30 uur een telefoon (Samsung), een witte usb-oplaadkabel, een kleine hoeveelheid hasj (< 1 gram, joint) en een bol hasj van 14,57 gram zijn aangetroffen. Verzoeker heeft aangegeven dat de aangetroffen telefoon van hem is. De directeur heeft aan verzoeker een straf opgelegd van in totaal tien dagen opsluiting in een strafcel.

Ten aanzien van de aangetroffen telefoon overweegt de voorzitter als volgt.

Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, kan voor het bezit van een GSM een disciplinaire straf van maximaal tien dagen opsluiting in de eigen cel worden opgelegd. In de penitentiaire praktijk wordt veelal de term ‘mobiele telefoon’ gebruikt, zonder dat daarbij expliciet wordt aangegeven dat het om een GSM of smartphone gaat. Dit brengt met zich dat, indien de directeur van de beleidslijn wil afwijken, daarbij de eis geldt dat die afwijking gemotiveerd dient te worden. Een dergelijke motivering ontbreekt in dit geval. De directeur heeft aan de strafoplegging weliswaar ten grondslag gelegd dat met een smartphone filmpjes en geluidsopnames gemaakt kunnen worden, die in media kunnen worden gepubliceerd, wat vervolgens kan leiden tot maatschappelijke onrust of schending van de privacy van derden, maar deze motivering ziet niet op het specifieke en individuele geval van verzoeker, doch op de algemene kenmerken van een smartphone.

Ten aanzien van de aangetroffen bol hasj overweegt de voorzitter dat uit de bestreden beslissing, noch uit het schriftelijk verslag of uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat is vastgesteld dat de aangetroffen ‘handelshoeveelheid op drugs gelijkende substantie’ hasj betreft. Evenmin blijkt op welke wijze en waar deze ‘bol hasj’ is aangetroffen in verzoekers (meerpersoons)cel. Niet gebleken is dat aangetroffen ‘bol hasj’ van verzoeker is.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – genomen op gronden die deze niet geheel kunnen dragen, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 31 oktober 2018.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven