Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-700, 13 november 2018, schorsing
Uitspraakdatum:13-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-700

Betreft : [verzoeker]    datum: 13 november 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 8 november 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte, ingaand op 8 november 2018 om 15.00 uur en eindigend op 15 november 2018 om 15.00 uur, wegens het weigeren mee te werken aan de afname van een urinecontrole, hetgeen gelijk wordt gesteld aan het gebruik van harddrugs.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 12 november 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 november 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen twee verslagen van 8 november 2018 wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker op 8 november 2018 is duidelijk gemaakt dat hij diende mee te werken aan een urinecontrole en dat hij dat niet gedaan heeft. Verzoeker is op 8 november 2018 om 8 uur gevraagd medewerking te verlenen aan een urinecontrole en dat heeft verzoeker geweigerd. Daarvoor is verzoeker rapport aangezegd. Bij de afhandeling van dat rapport op 8 november om 12.45 uur heeft de directeur verzoeker alsnog de gelegenheid geboden om mee te werken aan de afname van een urinecontrole. Vervolgens heeft verzoeker opnieuw geweigerd mee te werken. Anders dan verzoeker stelt, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, de procedure die van toepassing is bij een urinecontrole wel nageleefd.

Gelet hierop kan - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - de beslissing om verzoeker te bestraffen niet als zodanig onredelijk of onbillijk worden aangemerkt dat deze beslissing voor schorsing in aanmerking komt. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd waarom hij heeft geweigerd mee te werken aan de urinecontrole maakt dit niet anders. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L.Vis-van Alff, secretaris, op 13 november 2018

          

                                              

secretaris         voorzitter

 

Naar boven