Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1890/GB, 22 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/1890/GB

Betreft:            [klager]                                                                                   datum: 22 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Roosjen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 1 oktober 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2.         De feiten

De rechtbank Noord-Nederland heeft klager bij vonnis van 23 februari 2018 tot 30 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager herkent zich niet in het geschetste beeld in de adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de reclassering – die klagers raadsman overigens niet heeft ontvangen – dat hij een pro-criminele houding zou hebben. Misschien wekt hij de indruk dat crimineel handelen en de gevolgen hem niets doen, maar dat is in werkelijkheid anders. Dat blijkt alleen al uit het feit dat dat hij erg graag aan het p.p. wil deelnemen. Klager begrijpt ook niet waarom het door hem opgegeven adres niet geschikt zou zijn. Tijdens eerdere verloven werd daartegen nooit bezwaar gemaakt. Het is de woning van zijn moeder, die de helft van het jaar in Vietnam verblijft. Hij kan daar dus structureel verblijven. Klager betwist ook uitdrukkelijk dat hij zich aan de voorwaarden zal onttrekken. Hij weet heel goed dat hij zich aan afspraken moet houden en geen nieuwe strafbare feiten moet plegen. Hij heeft ook het vaste voornemen dit niet te doen. Het p.p. biedt hem de mogelijkheid het contact met zijn kinderen weer uit te bouwen. Misschien heeft een door een wijkagent gemelde bedreiging van de toenmalige vriend van zijn ex-partner, bij het advies van de reclassering een rol gespeeld. Klager ontkent deze bedreiging echter met klem. Hij heeft die vriend alleen gesproken, en niet meer dan dat. Zijn ex-partner kan dit bevestigen. Er is ook nooit aangifte gedaan.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Het OM heeft met betrekking tot verlof en detentiefasering negatief op klagers verzoek geadviseerd in verband met zijn zogenaamde pro-criminele houding. De politie merkt op dat het door klager opgegeven adres niet geschikt is om tijdens deelname aan het p.p. te verblijven. De reclassering schat het recidiverisico en het risico op onttrekken aan de voorwaarden als hoog in. Verder merkt de selectiefunctionaris op dat klager niet structureel bij zijn moeder kan inwonen en dus geen goedgekeurd verblijfadres voor het p.p. heeft. Het verblijfadres van zijn moeder is eveneens niet geschikt, omdat in hetzelfde complex ook de ex-partner van klager woont, met wie hij samen criminele activiteiten heeft ontwikkeld. Bovendien woont in hetzelfde appartementencomplex iemand die tegen klager aangifte heeft gedaan wegens bedreiging. Mocht klager alsnog met een geschikt adres komen, dan kan het verzoek tot deelname aan het p.p. opnieuw in behandeling worden genomen.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing op adviezen van het OM en de reclassering gebaseerd. Uit die adviezen valt niet alleen af te leiden dat zich een hoog recidiverisico voordoet, maar ook dat het door klager opgegeven verblijfadres tijdens zijn deelname aan het p.p. niet geschikt is bevonden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 22 januari 2019.

 

 

 

 

secretaris                                                        voorzitter

 

 

Naar boven