Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1875/GB, 23 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/1875/GB

Betreft:            […]                                                                             datum: 23 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Lochs, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 1 oktober 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 29 juni 2015 gedetineerd, in de periodes 15 maart 2016 tot 7 oktober 2016 en 6 december 2016 tot 21 december 2017 geschorst, per 2 februari 2018 geplaatst in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Zwaag en vervolgens geplaatst in de gevangenis van de p.i. de Lelystad. Hij verblijft sinds 3 september 2018 in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het feit dat het door klager opgegeven verlofadres niet voldoet omdat het gelegen is in de omgeving van het slachtoffer, mag niet leiden tot de bestreden afwijzing, omdat klager niet over een ander adres kan beschikken en het opgegeven adres het adres is van zijn moeder. Het locatieverbod is bovendien nogal ruim en tijdens de schorsingen kreeg klager weliswaar een contactverbod, maar geen locatieverbod opgelegd.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Uit het reclasseringsadvies en bijgevoegde gegevens blijkt dat het door klager opgegeven verlofadres ruim binnen de cirkel van het verboden gebied ligt. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld hoog. Het belang van de bescherming van de slachtoffers dient te worden meegewogen.

4.         De beoordeling

4.1.      In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      In de loop van de behandeling en beoordeling van de strafzaak tegen klager, waaronder de schorsingen onder voorwaarden en het vonnis met het daarbij opgelegde gebiedsverbod, is steeds meegewogen dat er gronden zijn voor het opleggen van beperkingen aan klager in het belang van de slachtoffers. Naast het eerder opgelegde contactverbod geldt op dit moment ook een gebiedsverbod.

4.3.      Gelet daarop en gezien de diverse adviezen, waarbij ook de niet strikt afwijzende adviezen benadrukken dat toezicht en begeleiding noodzakelijk zijn om de belangen van de slachtoffers te beschermen en waarbij telkens wordt gewezen op het opgelegde gebiedsverbod, is de beroepscommissie van oordeel dat het gebiedsverbod zwaar dient mee te wegen, nog daargelaten dat dit verbod is opgelegd door de rechter. Bepalend is dat klager niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres. Bovendien zijn er andere wegen om klager begeleid te doen resocialiseren met nadrukkelijke aandacht voor de slachtofferbelangen. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 23 januari 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven